Willem1
Deel 2 in het drieluik
over een veroordeelde
Vughtse miljonairszoon,
componist en journalist.
Het onderzoek naar deze
brisante zaak werd mede
mogelijk gemaakt door het
Steunfonds Freelance    
Journalisten.

 

 

 

 

 

12. Een goed Nederlander?

“Ik zag Nederland terug, maar een dikke vier jaar Duitse bezetting had er veel veranderd. En wij uit Engeland waren natuurlijk ook veranderd.” Het is, licht geparafraseerd, de herinnering van Hendrik Jan Kruls. Met zijn Militair Gezag moet hij namens de regering de orde handhaven in de bevrijde provincies.
De generaal en zijn staf – de theedrinkers uit Londen – botsen op de mannen en vrouwen van hier, verzetslieden die tijdens de Duitse dwingelandij hun leven hebben geriskeerd. Zij willen een rol in het bevrijde vaderland. En daar heeft het kabinet in Londen amper bij stilgestaan.
Lang niet alle, maar veel illegalen dragen inmiddels een oranje band om de bovenarm. Ze zijn toegetreden tot de Binnenlandse Strijdkrachten (BS). Deze nieuwe troepen vertonen zich in aantallen op straat die verbazing wekken. Waren er echt ooit zóveel verzetsstrijders? Voor de Oisterwijkse burgemeester Jan Verwiel is het geen vraag. “Wij hebben hier 168 leden van de Binnenlandse Strijdkrachten, 8 terecht, die hebben namelijk wat betekend in het verzet.”
De oranje band blijkt ook aantrekkingskracht uit te oefenen op vrijbuiters, opportunisten en schoelje. De ballotage verloopt slordig. Bent U een goed Nederlander? Ja? Alstublieft, een oranje band voor U. De term illegaliteit is aan bizarre inflatie onderhevig.

Tribunaal
*Prins Bernhard, bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten, overlegt met enkele manschappen/Anefo, Willem van de Pol, Nationaal Archief.

Deze bonte, ongeregelde Binnenlandse Strijdkrachten pakken verraders, moffenmeiden en een vervelende buur op, vaak met harde hand. Terwijl ze op samenwerking rekenen, blijkt hun optreden tegen de zin van generaal Kruls, die arresteren een aloude politietaak acht.
Juist in diezelfde politie heeft een groot deel van de bevolking het vertrouwen verloren. Tijdens de bezetting laten te veel agenten hun landgenoten in de steek. En zij die wel Duitse bevelen saboteren, hebben zoals alle verzetslieden in stilte moeten opereren.
Binnen enkele weken komt Kruls tot het besef dat hij de oud-illegalen hard nodig heeft, niet in de laatste plaats omdat zijn Militair Gezag vooral een bestuurlijk apparaat is en hij voetsoldaten tekortkomt. Dus schikt de generaal zich, hetgeen betekent dat zowel de Binnenlandse Strijdkrachten als de politie arrestaties verricht én dat ze elkaar enkele maanden blijven beloeren.
Het duurt niet lang voor Willem kennismaakt met deze  rivaliteit.

 

13. De bakker klaagt

In Vught zoemen praatjes rond, die soms tot sterke verhalen verworden, soms dicht bij de waarheid blijven. Schuif de overdaad aan roddels opzij en je hoort over Willems vriendschap met Wolk, zijn door de vijand mogelijk gemaakte reizen naar Parijs, over de loftuitingen voor het collaborerende Vichy-bewind en zijn NSB-lidmaatschap. Heeft hij dat echt opgezegd?
Roddel en waarheid bereiken onder anderen Johan Abbing, voormalig gevangene van de Duitsers. De jurist is meteen na de bevrijding toegevoegd aan de politionele dienst van de Binnenlandse Strijdkrachten in Den Bosch, opgetuigd als tegenhanger van de reguliere, gewantrouwde politie.
Abbing spreekt “de bakker, de man die mijn dak komt repareren en een werkster”, vertelt hij een dag of tien na de bevrijding, zo blijkt uit de verslaglegging van de Enquêtecommissie Regeringsbeleid 40-45. “Ze klagen allemaal dat Van Beuningen (zoon van de meest gefortuneerde ingezetene van Vught) nog steeds vrij rondloopt.”
Dat verandert al snel. Het Militair Gezag is nog geenszins ingeburgerd, maar heeft de oren open. Het geeft de Vughtse korpschef Ferry Offermans opdracht om de miljonairszoon te arresteren.
De inspecteur is net op zijn post teruggekeerd. Vóór hij in 1943 door de Duitsers werd overgeplaatst, heeft hij de hulp van Willems moeder aan gevangenen van kamp Vught zoveel mogelijk gefaciliteerd. Hij zal er later voor worden geëerd door het Rode Kruis.
Offermans kent bijna het hele, zeg gerust hét hele dorp, ommelanden incluis. Hem wachten meer onderzoeken naar goede bekenden. Daarbij wil hij zich niet laten leiden door roddelpraatjes. Want: “Doet men ieders zin, dan verhuist heel Nederland binnen den kortst mogelijken tijd achter het prikkeldraad.”
De order van het Militair Gezag kan hij uiteraard niet negeren, niet geheel tenminste.

Vught
*Het Schele Huis, inmiddels verdwenen in de jaren tachtig/Vera Delleman-De Kort, BHIC.

14. Het dossier verdwijnt

Op een kille dinsdagavond, 21 november 1944, een maand na de bevrijding van Vught, gaat rond 22.00 uur de bel van Het Schele Huis. Als Willem de deur openmaakt, staat hij oog in oog met Offermans en enkele andere mannen. De doorgaans zo strikte inspecteur excuseert zich. “Ik weet dat u onschuldig bent, maar ik heb opdracht gekregen om…..”
Na een kort verhoor op het bureau noteert Offermans in het proces-verbaal dat hij zijn arrestant de volgende dag zal overbrengen naar Kamp Vught. Laat dat nou bezijden de waarheid zijn. Hij negeert zijn orders, leidt zijn dorpsgenoot naar een andere kamer van het politiebureau en behandelt hem met alle egards.
De dienstbodes van Het Schele Huis getuigen later hoe agenten Willem ‘s avonds thuis afzetten en hem de volgende ochtend weer meenemen. Dat gebeurt enkele keren. Op een ander moment haalt de heer des huizes samen met adjunct-inspecteur Ted Breekpot “rookartikelen en wijn” op. Het mag niet te saai worden ten burele.
Intussen gaat het onderzoek door en wordt een reeks aan getuigen gehoord. Dat gebeurt door genoemde Breekpot en door andere dienders.
Adjunct-inspecteur Ton van der Leij heeft er begin november als eerste opdracht toe gekregen. Hij merkt al snel dat de Binnenlandse Strijdkrachten grote interesse hebben in de wandel van Willem. Hoewel het wederzijdse wantrouwen nog volop leeft, komt het tot samenwerking met een jurist van de strijdkrachten.
Die laatste maakt na een reeks getuigenverhoren rapport op en geeft Van der Leij inzage. Vervolgens stuurt hij zijn verslag naar de zeer geïnteresseerde chef van de politionele dienst van de Binnenlandse Strijdkrachten, jonkheer Willem Serraris, een scherp criticaster van de politie. Hij vindt dat “het publiek zich terecht heeft geërgerd aan het gedrag der politie tijdens den oorlog. Honderdduizenden jonge mannen zijn opgehaald voor deportatie naar Duitschland. We hebben ook gezien dat schier dagelijks groote convooien menschelijke wrakken werden voortgeslagen naar het concentratiekamp te Vught”.
Als de politie proces-verbaal wil opmaken en het enige exemplaar van het rapport over Willem bij hem opvraagt, weigert Serraris “uit principiële overwegingen”. Een nadere verklaring komt er nooit. Wantrouwen lijkt zijn raadgever te zijn. De jonkheer deponeert het verslag in een afgesloten la. Het verdwijnt geruime tijd.

 

15. Minister grijpt in

Tribunaal
*Minister Van Heuven Goedhart grijpt in/ Nationaal Archief.

Aan de hand van zijn losse notities kan Van der Leij nog best op een rij zetten dat er “geen termen aanwezig zijn om tegen W. van Beuningen jr. op te treden”. Daarom komt er begin december een einde aan de warme arrestantenzorg.
Het lijkt erop dat Willem te voorbarig is gearresteerd. Dat gebeurt in deze dagen van losgeslagen emoties vaker, heel veel vaker.
Nog geen twee weken nadat hij het politiebureau is uitgewandeld, klagen tien leden van de Binnenlandse Strijdkrachten in een brief aan minister van Justitie Gerrit Jan van Heuven Goedhart over “de traagheid bij het bestraffen van bepaalde, meestal bemiddelde en invloedrijke personen” in het algemeen en “de gevolgde procedure tegen W. van Beuningen jr.” in het bijzonder. Wil de minister schending van het recht dan echt niet voorkomen? Van Heuven Goedhart wil dat wel, natuurlijk wil hij dat.
Zijn interventie zet een volgend onderzoek naar Willem in gang, dit keer niet uitgevoerd door de politie maar door reserve-luitenant Nico Moerings. De voormalige kantoorbediende behoort tot de staf van de Provinciaal Militair Commandant in Noord-Brabant.
Moerings klopt vanaf februari 1945 aan bij een reeks eerder gehoorde getuigen. Hij stuit op saillante informatie, die niet alleen de verdachte betreft, maar ook een enkele diender van het Vughtse korps. Die zou de ondervragingen in november zijn begonnen met de boodschap “deze delicate kwestie” zo spoedig mogelijk te willen oplossen “voor de familie Van Beuningen”.
Bovendien hoort Moerings dat twee dienstbodes door de echtgenote van Willem de laan zijn uitgestuurd vanwege hun eerdere getuigenissen over de bezoeken van majoor Wolk, over de rondslingerende NSB-manchetknopen van hun broodheer en foto’s van Mussert in diens bureaula.
De Van Beuningens beschikken over een kopie van hun verklaringen, beweren de getuigen. Of dat klopt? De luitenant noteert het, hij gaat er niet verder achteraan.

 

16. Communistenangst

In zijn verslagen, die terechtkomen bij minister en tribunaal, verwijst Moerings naar de dienstbodes die door Willems echtgenote zijn ontslagen en signaleert dat er “op ongeoorloofde wijze met het proces-verbaal is omgesprongen”. Door wie? De lokale politie? Aan die vraag wil hij zijn vingers niet branden.
Er moet wel “dringend op gewezen worden”, noteert de luitenant, “dat het voor de orde en rust alsmede voor het gezag en het recht, absoluut noodzakelijk is, dat frauduleuze handelingen in deze zaak worden voorkomen”.
Willem wordt op vrijdag 6 april 1945 opnieuw gearresteerd omdat hij, volgens het arrestatiebevel, “nauwe geestelijke relaties had met bezettende macht en/of nationaal-socialistisch gezinde personen”. Deze keer verdwijnt hij meteen naar Kamp Vught.
Moerings zet zijn onderzoek voort en zal later nog eens ferm waarschuwen: “Een verdere opzettelijk verkeerde behandeling van dit geval zou, vooral bij vrijlating van W. van Beuningen jr, tot catastrophale gevolgen kunnen leiden”.

Vught
*Waarschuwende woorden in het rapport van Moerings/Nationaal Archief.

Om die donkere voorspelling in te kaderen: een half jaar na de bevrijding bestaat er in het zuiden forse onvrede over het arrestatiebeleid. Waarom worden economische collaborateurs en andere hoge heren met rust gelaten en verhuist Jan met de Pet bij de geringste verdenking naar Kamp Vught?
Het is de vraag van velen. Het antwoord schuilt in de banden tussen bedrijfsleven en Militair Gezag. Generaal Kruls heeft voor zijn dienst verschillende in Londen aanwezige zakenlieden gerekruteerd. En die worden niet moe erop te wijzen dat hij ondernemers nodig heeft voor de wederopbouw. Slechts de grootste economische collaborateurs moeten vrezen.
Nou kan Willem er niet van worden beschuldigd ondernemer te zijn, maar Moerings ziet hem wel als ‘hoge heer’. Vrijlating zal, meent hij, een provocatie zijn aan het adres van het ontevreden volk. Hij vreest dat linkse krachten de onvrede zullen oppoken tot een klassenstrijd.
De communisten hebben een grote rol gespeeld in het verzet, Ze willen die, zoals wel meer illegalen, voortzetten in het naoorlogse Nederland. Dat baart veel mensen zorgen, niet in de laatste plaats vanwege geruchten over verborgen wapenvoorraden. De bevrijding heeft een volgende vijand geïntroduceerd.
Moerings zelf is een onvervalste communistenvreter, zo verraadt zijn personeelsdossier bij het Bureau voor Nationale Veiligheid (BNV). Hij klust voor deze naoorlogse geheime dienst bij onder de schuilnaam Ketel en is gespecialiseerd in “de afweer van het revolutionaire gevaar”. De luitenant heeft meer angst voor de nieuwe vijand dan mededogen met Van Beuningen jr, in deze politieke twist toch onmiskenbaar zijn geestverwant.

 

17. Eigenrichting in het kippenhok

Tribunaal
*Eigenrichting is uit den boze/BHIC.

Een paar dagen voor Willems arrestatie, op maandagavond 2 april 1945, pruttelt er een kacheltje in het kippenhok van boer Van Doorn, even buiten Veghel. Het is er voor de gelegenheid neergezet door voormalige verzetsstrijders. Enkele van hen zijn – de rivaliteit voorbij – als politiek rechercheur aangeschoven bij de politie; Frans Nuchelmans nota bene pas de dag tevoren bij het korps in Veghel.
Acht mannen willen, na overleg met andere makkers, een daad stellen. Ook zij vinden dat het niet opschiet met de aanpak van de, in hun woorden, ‘groote Pieten’. Om het Militair Gezag wakker te schudden, ontvoeren ze vier burgers van naam.
Twee van de vier beoogde slachtoffers blijken de bewuste avond niet thuis te zijn. “Te weten Ederveen en Van Beuningen”, zo laat zich lezen in het proces-verbaal. Over welke Willem het gaat? Dat valt niet met zekerheid te zeggen. Gezien de eerdere kritiek van het voormalig verzet – zie de brief aan minister Van Heuven Goedhart – is junior het meest logische mikpunt. Hij is die 2e april dus niet thuis.
Daarop bellen de ontvoerders elders aan. Tot de vier uiteindelijk gegijzelden behoren intendant van politie Cor Kusters en oud-secretaris van de Kamer van Koophandel Henri Wagenaar.
De hele ondoordachte actie is na één etmaal voorbij, maar ze ettert nog wel geruime tijd door. De affaire wekt de woede van de regering. Eigenrichting, dat kan niet waar zijn. De politiek rechercheurs – druistige types, maar echt geen communisten, zo toont politieonderzoek aan – krijgen ontslag. Verdere sancties blijven uit. Verstandig, want anders “had het een explosie ten gevolge gehad”, vertelt verzetsman en jurist Harry Holla naderhand tegen de Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945.
De kranten zwijgen over het voorval. Het is de vraag of Willem iets meekrijgt. Hij zal er in elk geval nooit over vertellen.
Het kippengaas van boer Van Doorn mag hem dan bespaard blijven, luttele dagen later zit hij wel achter het prikkeldraad van Kamp Vught.

 

18. ‘Vrede brengt onrecht’

Willems ouders voelen zich tot op het bot gekrenkt door de arrestatie en internering. “Ik was diep geschokt door het onrecht dat ons werd aangedaan”, aldus zijn moeder in haar memoires Grepen uit een vol en lang leven. Ze wijst de kwaaien meteen aan. “Communistische elementen uit het verzet proberen de macht in handen te krijgen en het grootkapitaal te bestrijden.”
Charlotte beweegt zich al langer in kringen die waarschuwen voor het rode gevaar. Ze behoort tot de zogenoemde Oxford Groep voor morele herbewapening. Waar die andere communistenhater Moerings erop aandringt Willem jr. vast te houden om de revolutie te voorkomen, vreet dat vanzelfsprekend aan moeders hart.
Echtgenoot Willem sr uit zijn boosheid in meer bedekte termen. In een brief aan zijn broer en zussen schrijft hij: “De vrede bracht ons geen geluk. Haat en kwaadsprekerij. De ondergrondse helpers zijn hier de baas, van velen is bekend dat zij nooit iets deden.”
En hun schoondochter dan, Willems echtgenote? Het huwelijk sukkelt al jaren voort. Daar is de schuinsmarcherende heer des huizes debet aan. Julia raakt op haar beurt in de ban van een antroposofe. Volgens zoon Charles steekt zijn moeder geen hand uit als vader achter het prikkeldraad belandt. “Ze vond het verschrikkelijk, maar ze heeft hem toen niet gesteund.” Uiteindelijk zal Julia met de kinderen naar Den Haag vertrekken.

 

19. Achter prikkeldraad

Kamp Vught
*Uit de studie van Marieke Meeuwenoord/zie bronnen.

Tijdens de oorlog hebben in Kamp Vught 750 mannen, vrouwen en kinderen het leven gelaten. Duizenden gevangenen zijn door de Duitsers op transport gesteld, slechts een enkeling keert terug.
Als Willem begin april 1945 in het kamp arriveert, logeert daar een gemêleerd gezelschap. In het ene deel huizen Canadese troepen. Even verderop verblijft een groep Duitse burgers uit de Selfkant, een gebied ten oosten van Sittard waar de oorlog nog hevig woedt. Ze zijn door de geallieerden maanden eerder geëvacueerd en zullen in mei terugkeren naar hun woonplaatsen.
In het andere deel zitten NSB’ers en overige collaborateurs. Het zijn er duizenden, onder wie aanvankelijk ook vrouwen. Zij worden eind april elders ondergebracht.
Nadat heel Nederland in mei 1945 is bevrijd en de Canadese militairen het kamp hebben verlaten, neemt het aantal geïnterneerden in Vught sterk toe. Eind dat jaar zit Willem tussen tienduizend anderen.
De barakken zijn kil, het voedsel is lange tijd ondermaats. Op clementie van hun bewakers – gerekruteerd uit de bonte en boze Binnenlandse Strijdkrachten – hoeven de gevangenen niet te rekenen. Zij zijn per slot van rekening het uitschot van de samenleving, erger dan de Duitsers.
Maar als er geld rolt, kan ook gajes privileges kopen. Dat geldt zeker voor de barakhoofden, vooraanstaande NSB’ers, die de betere baantjes verdelen. Ze krijgen van alles het kamp in gesmokkeld – voedsel, sigaretten, cognac.
Op 7 juli 1945 doet de Roosendaalse brigadier van politie Striek verslag aan zijn korpschef. Vanuit verschillende gemeenten worden “op het adres Dijk 5 in Eersel pakketten voor politieke gevangenen bezorgd”. Bewakers van Kamp Vught halen de spullen daar op. “Ze vragen en ontvangen voor hun koeriersdiensten belooningen.”
Willem krijgt eveneens extraatjes toegestopt, al arriveren die niet via Dijk 5.

 

20. Organist in de augiasstal

Het vergaat hem slecht. Hij lijdt aan hongeroedeem. “De bejegening in de barak van a-sociale elementen heeft me geestelijk gefolterd en mijn gezondheid geknakt”, zo beschrijft Willem later.
Een medewerker van het kamp toont zich bezorgd. De Vughtenaar is in de oorlog gevangene geweest van de Duitsers en heeft toen profijt gehad van de hulp die Charlotte van Beuningen bood. Hij spoedt zich naar Huize Bergen en krijgt vanaf dat moment dagelijks een pakket mee voor Willem.
Diens humeur klaart verder op als pater Max van Hövell tot Westerflier ervoor zorgt dat hij organist wordt in de katholieke kampkerk. De protestant met de vrije geest voelt dat als een zegen. Het mag slechts afleiding zijn – overdag wacht het werk in de wasserij -, hij blijft pater Max eeuwig dankbaar. Ze zullen elkaar na de oorlog nog regelmatig opzoeken.

*Geïnterneerden van Kamp Vught in juni 1945 in het gelid/Sem Presser, Nationaal Archief.

Een andere geestelijk verzorger, binnen en buiten het kamp actief, kent hij al langer. Kees van Wijhe, een radicale socialist, heeft Willems huwelijk met Julia ingezegend. Hij is een goede kennis van Willems ouders.
Deze rode dominee publiceert in november 1945 een brochure over Kamp Vught, die zich laat  lezen als één lange aanklacht tegen het regime. Het gaat niet alleen over grove fysieke mishandelingen.
Van Wijhe heeft begrip voor de woede als erfenis van de oorlog, maar veroordeelt het gebrek aan beschaving. “Als voeding, hygiëne en verzorging doorgaan zoals deze nu zijn, dan zijn medisch gesproken alle 7000 gevangenen over tien jaar dood.”
Hij veroordeelt het gebrek aan discipline bij bewakers én kampleiding. De 30-jarige commandant Geert Niemeijer, afkomstig uit het Nijmeegse verzet, is al na een paar weken weggestuurd, naar later blijkt op basis van roddelpraat. Het duurt even voor de achterblijvers beseffen dat vrijheid ook zonder losbandigheid gevierd kan worden.
Het blijft de vraag of de Roosendaalse commissaris Harmen Stuitje nou geheel juist is geïnformeerd of niet, maar hij stuurt geen arrestanten meer naar een Sodom waar je de commandant, als je hem wilt spreken, “met de typiste in bed aantreft”.

 

21. Bij de eerste duizend

Tribunaal
*Harry Holla, president van het Bossche tribunaal/ Anefo, Carel Blazer, Nationaal Archief.

Willem zit aanvankelijk tussen geïnterneerden die geen van allen zijn berecht. De regering heeft weliswaar beslist dat tribunalen moeten oordelen over foute landgenoten, de rechtspraak komt slechts moeizaam op gang.
Het eerste tribunaal wordt op 25 januari 1945 geïnstalleerd in Den Bosch. Kort daarna volgt Breda. Het zal nog maanden duren voor het tot zittingen komt.
Dat heeft meerdere oorzaken. Zo zouden uitspraken onaangename gevolgen kunnen hebben in het nog bezette deel van Nederland. Bovendien staat de juridische context, vanaf het pluche in Londen bedacht, ter discussie.
Een van de heikele punten is de strafmaat. De regering wil dat internering in alle gevallen voor tien jaar wordt opgelegd. De eerder opgevoerde Harry Holla, president van het Bossche tribunaal, wenst evenwel per aanklacht te bekijken wat de sanctie moet zijn: straffen op maat. Hij vindt collega’s aan zijn zijde en krijgt zijn zin.
Holla is niet de minste. Hij heeft een prominente rol gespeeld in de landelijke organisatie voor onderduikers. De jurist is na de bevrijding overlegpartner voor Militair Gezag en regering, behoort tot de oprichters van de Gemeenschap voor Oud-Illegale Werkers Nederland (GOIWN) en bekleedt tal van functies, onder meer die van eerste voorzitter van de zogenoemde Vertrouwensraad. Zijn mening telt, in eigen kring én ver daarbuiten.
Door het hele land zullen de tribunalen tot hun opheffing in 1948 vijftigduizend verdachten berechten. Willem behoort tot de eerste duizend. Voor grote verraders – de Musserts – zijn Bijzondere Gerechtshoven in het leven geroepen. Zij kunnen de doodstraf opleggen. Die wordt in zo’n veertig gevallen voltrokken.

 

22. Aanklager als rechter

Tribunaal
*Journalist Louis Bunge, lid van de 2e Kamer van het tribunaal/Nationaal Monument Oranjehotel.

De aantekeningen die Frans van Amelsvoort in zijn grijsbruine ruitjesschrift maakt over zaak D-984, behoren met andere stukken van de musicus en onderwijzer, tot het archief van het Nederlands Muziekinstituut.
Van Amelsvoort maakt deel uit van de 2e Kamer van het Bossche tribunaal, dat uiteindelijk zes nevenschikkende kamers zal tellen, elk bemand door een juridisch geschoolde voorzitter en twee burgers van onbesproken gedrag. De drie zijn aanklager en rechter tegelijk.
In de oorlog heeft Van Amelsvoort zich verre gehouden van de Kultuurkamer – hetgeen hem een beroepsverbod oplevert – en onderdak geboden aan onderduikers.
De andere patriot die zich over zaak D-984 buigt, is Louis van Bunge, een journalist die enkele maanden in het beruchte Oranjehotel heeft gezeten, de gevangenis in Scheveningen. Hij ving eveneens onderduikers op, onder wie – voor diens vlucht naar Engeland – Van Heuven Goedhart, de minister die begin 1945 het Bossche tribunaal heeft geïnstalleerd.
Voorzitter van de 2e Kamer is Herman Jan van Leeuwen, een jurist wiens 22-jarige zoon, lid van het Amsterdamse studentenverzet, het leven heeft gelaten in een buitenkamp van Dachau.
Op vrijdag 30 november 1945, bijna acht maanden na zijn arrestatie, verschijnt Willem voor dit driemanschap, waartoe met een musicus en een journalist vakbroeders behoren.

 

Verder lezen? Ga naar deel 3, het slot van De zaak-Van Beuningen.