Het werd plots donker in de wereld van twan.
Er viel een enveloppe in de bus.
Die kwam uit het Noord-Duitse Kiel.
En ik wist het voordat ik de enveloppe open had gescheurd.
Rolf Breier is dood.
Het voorgevoel bleek te kloppen.
Kort voor zijn 92e verjaardag overleden.
De langst levende gevangene van het Nederlandse concentratiekamp in Suriname.
De tekenaar van Jodensavanne.

**Rolf in 2010.
**Rolf in 2010.

Rolf kon zelfs op een vloeitje mooie tekeningen maken.
Dat kwam goed uit.
Want hagelwitte vellen tekenpapier bleven jaren buiten zijn bereik.
Hij zat in de Tweede Wereldoorlog gevangen op de voormalige suikerplantage Jodensavanne, vijftig kilometer onder Paramaribo.
Zijn schetsen gaven een uniek beeld van het kamp.

In 2006 verscheen mijn boek De Strafkolonie.
Dat ging over Jodensavanne en de mannen die er zaten.
Rolf gaf toestemming om zijn tekeningen te gebruiken.
Hij werkte ook op vele andere manieren mee.
Zoals zijn partner Christine dat deed, toen Rolf vanwege verschillende hersenbloedingen daartoe niet meer in staat was.

Hebben wij Nederlanders een concentratiekamp bestierd daar in Suriname?
Ja dus, lees De Strafkolonie.
Lees andere boeken die er gewag van maken.
Of lees hieronder mijn verhaal vandaag, 5 december, in NRC Handelsblad.

Zes jaar zat Rolf vast, van 1940 tot en met ’46.
Zes jaar van zijn vrijheid, zes jaar van zijn leven gestolen.
Nooit een excuus.
Je zou om minder je paspoort bij het vullis kunnen kieperen.
Maar een andere nationaliteit wilde Rolf niet.
Wonen in Duitsland prima, Nederlander bleef hij tot in de dood.

In zijn laatste jaren in Kiel was de tekenaar van Jodensavanne de gevangene van zijn kwalen.
Het overlijden betekende voor hem, zo schreef Christine vorige week, een bevrijding.
Zijn tweede bevrijding.
Zijn eeuwige bevrijding.

 

 

Hieronder mijn verhaal zoals dat 5 december 2015 in NRC Handelsblad stond. De tekeningen van Rolf Breier heb ik voor deze wereld van twan toegevoegd. 

 

 

De tekenaar van het strafkamp in de jungle

Rolf Breier
(1923 – 2015)

Op 7 augustus 1946 arriveert een schip met 138 gevangenen uit Suriname in de haven van IJmuiden. Hun komst veroorzaakt grote onrust, zo blijkt uit een telegram met het stempel ‘zeer geheim’ van een medewerker van de militaire inlichtingendienst: „Ik meen nauwelijks meer behoeven op te merken, dat het loslaten van het asociale schuim van de vooroorlogsche Indische maatschappij in Nederland, (…) hier te lande een groot gevaar oplevert”.
Rolf Breier, begin november in zijn woonplaats Kiel overleden, is een van de gevangenen die met de ms Boissevain in Nederland aankomen. Als jongen van zestien was hij na de Duitse inval in Nederland in mei 1940 gevangen gezet in de kolonie Indië, evenals een paar duizend anderen (hoofdzakelijk Duitsers) aan wier loyaliteit wordt getwijfeld. Al te secuur verloopt de selectie niet. „Bij de toepassing van het interneeringsbesluit werd uitgegaan van den stelregel dat eerst de aanhouding kwam, en daarna zou worden nagegaan of de grens te wijd was getrokken”, schrijft het Indische dagblad De Locomotief op 11 mei.
Dat de grens inderdaad te wijd is getrokken, willen de autoriteiten een jaar later wel toegeven. Maar volgens de Nederlandse procureur-generaal in Indië Block zijn de gevangenen inmiddels „door de lange internering verbitterd en dus kan hun vrijlating niet in het belang van de oorlogsinspanning worden geacht”.
Nog voor de Japanse bezetter arriveert, wordt een groep van 146 gevangenen begin 1942 afgevoerd naar de Nederlandse kolonie in de verre West, Suriname. Het zou gaan om ‘de felsten’, de mannen zonder berouw. Er zitten stokebranden tussen, aanhangers van het nationaal-socialisme. Maar uit onderzoek na de oorlog blijkt dat zeker een kwart van de groep nooit lid is geweest van de tot begin mei overigens legale Indische NSB. Anderen hebben hun partijkaart eerder al ingeleverd.

**De gevangenen in het ruim van de Tjisadane.
**De gevangenen in het ruim van de Tjisadane.

De groep van 146 – ambtenaren, militairen, planters, artsen, technici en kooplieden – wordt op 21 januari 1942 met de ms Tjisadane uit Soerabaja naar Paramaribo verscheept. Ruim vijf weken zitten ze opeengepakt in het ruim. Eindbestemming is de voormalige suikerrietplantage Jodensavanne in de jungle. Daar worden ze ondergebracht in barakken, omringd door dubbele rijen prikkeldraad, bewaakt door Nederlandse en Surinaamse troepen. Acht van hen zullen de opsluiting niet overleven. Zes sterven een natuurlijke dood. Karel Raedt van Oldenbarneveldt en Loo van Poelje worden in Fort Zeelandia geëxecuteerd door Nederlandse mariniers. Tot vervolging is het nooit gekomen ondanks juridische actie van nabestaanden.
De jonge Rolf Breier is de tekenaar van het kamp; op elk papiertje dat hij kan vinden maakt hij schetsen over het dagelijks leven. Hij weet ze uit het kamp te smokkelen of te verbergen, en heeft een set tekeningen bij zich als hij in Nederland arriveert.

**Het kamp Jodensavanne.
**Het kamp Jodensavanne.

In 1995 keert Breier met een Nederlandse tv-ploeg terug naar Jodensavanne. Het bezoek emotioneert hem zeer. Het jaar daarop krijgt hij een hersenbloeding, de eerste in een reeks. Nadat hij vijf jaar geleden midden in de nacht op blote voeten uit de sneeuw wordt gevist door de politie van Kiel, komt de laatste nog levende gevangene van Jodensavanne terecht in een tehuis voor dementerenden. Daar bladert hij door zijn fotoboeken over Indië en Suriname.
Hij heeft nooit excuses gekregen voor zijn opsluiting, maar is altijd Nederlander gebleven. In een interview eind jaren 90 zegt hij: „Al onze bezittingen en het huis in Semarang zijn we kwijtgeraakt. Zes jaren van mijn jeugd heb ik in gevangenschap door moeten brengen. Het enige dat ze me nooit hebben kunnen afnemen is mijn Nederlanderschap.”

Twan van den Brand