Mijn zoektocht naar Anneke V. begon met een verbrijzeld hoofd. Dat hoofd stond in een vergeelde krant. Anneke ook. Ze was 19 jaar en schuldig aan moord. Het hoofd hoorde bij haar slachtoffer.
Anneke was veroordeeld en na vier jaar cel aan een tweede leven begonnen. Dat mocht je tenminste aannemen. Het riep de vraag op hoe zij die herkansing had aangepakt.
Het zoeken schoot niet op. Haar achternaam, in de krant afgekort als V, bleek bij ruim vijftigduizend Nederlanders te horen. Ze had weinig sporen achtergelaten.
De vondst van het verbrijzelde hoofd en bijbehorende, tamelijk ongeschonden lichaam, liet zich makkelijker reconstrueren. Lees maar eens mee. Om aan het verhaal te wennen deze eerste keer een afwijkende letter.
Er steken twee benen uit de blauwgroene slaapzak met bloemmotief. Aan de linkervoet zit een rode sok.
De Dordtse hoofdinspecteur Hans Papeveld staart naar de ontblote enkel, naar die sok. Hij draait met
duim en wijsvinger aan een plukje van zijn korte, donkerblonde baard.
Ze hebben hem twintig minuten geleden gebeld, rond elven. Ze, dat zijn de collega’s van de Rijkspolitie
te water. ‘Je kunt maar beter snel komen’, luidt hun advies. Zij zullen de slaapzak met de benen, die deels
boven het water uitsteekt, uit de Oude Maas vissen. Hij ligt nog maar net tussen het onkruid van
schiereiland Krabbepolder.

Papeveld staakt zijn gepeins, knikt en gebaart. ‘Laat maar eens zien.’ Opperwachtmeester Willem Blauwenburg, die het lijk vanaf zijn boot, de RP 20, als eerste had opgemerkt, ritst de zak open. De benen zijn verpakt in een donkergroene broek, waarvan de pijpen wat omhoog zijn geschoven. Aan het ontblote bovenlichaam zit een verbrijzeld hoofd vast.
De volgende dag, vrijdag 2 juli 1976, zal De Telegraaf berichten over ‘een nog onbekende man, die op beestachtige wijze om het leven moet zijn gebracht’. Ook andere kranten kiezen woorden die weinig aan de verbeelding overlaten.
De reconstructie is mij ingefluisterd door genoemde hoofdinspecteur Papeveld en andere betrokkenen. Ik lichtte – ook voor de rest van dit feuilleton – archiefstukken en kon na lang touwtrekken de dossiers van politie en rechtbank inzien.
Aan dat laatste kwam een heuse hoorzitting te pas met tegenover mij twee hoffelijke heren die namen van Bordewijk hadden gekregen: Brood en Kraai. Zij rapporteerden. Het laatste woord was aan de rijksarchivaris.
Hij berichtte enkele weken later en corrigeerde zijn aanvankelijke nee. “Na heroverweging ben ik van oordeel dat ik ten onrechte raadpleging van het strafdossier heb geweigerd.”
Dossier 3.03.12.06 gaf, eenmaal uit de stellingen van het Nationaal Archief getrokken, interessante verhalen prijs. Ook over Anneke.
Volgende keer: Partners in kwaad