Franciscus J. heet Frans Jansen. De kranten noemen al snel zijn volledige naam. Hij komt uit de Zeehavenbuurt, geen wijk waar de politie een geziene gast is. Integendeel. Veel bewoners hebben wat te verbergen. Niet voor elkaar, wel voor vreemde ogen en oren. En zeker voor het gezag.

Als hij vrijdagochtend met Papeveld naar de ouders van het slachtoffer rijdt, vertelt Riekwel over geschiedenis en karakter van deze vooroorlogse buurt. Die heeft straatnamen in stijl als Kotterstraat, Bark- en Klipperstraat. Er hebben in het verleden uienpellers gewoond, voddenboeren en werknemers van de Fokkerfabriek. Maar vooral havenarbeiders. Als zij de deur dichttrokken waren ze in enkele tellen op hun werk.

De schoffies
De mannen werkten van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, hun vrouwen bestierden het huishouden. De jeugd van hier leek het kattenkwaad te hebben uitgevonden. Menig kwajongen zong van kleins af aan:

‘Wij zijn de schoffies
van de Zeehavenlaan;
we laten ons niet kisten,
we laten ons niet slaan.’

De schoffies van toen zijn mannen geworden. En sommige van die mannen hebben wel wat beters te doen dan werken.
De adjudant grinnikt. De volgende generatie kwajongens is opgestaan. Nog onlangs moest er eentje mee naar het bureau nadat hij enkele ruiten had ingegooid. Eerste vraag toen Riekwel het joch achter in de politieauto had gezet: ‘Is mijn vader d’r ook? Die slaapt toch heel vaak bij jullie?’

Jansen
**Zeehavenbuurt, H. Gebuis, Regionaal Archief Dordrecht.

De ouders van Frans wonen in de Fregatstraat. Begin jaren zestig zijn ze in de Zeehavenbuurt terechtgekomen. Ze hebben er op verschillende plekken gewoond.

Mevrouw Jansen
Als Papeveld en Riekwel aanbellen blijkt alleen moeder Toos (*) thuis te zijn. Haar echtgenoot is op pad. Hij verdient de kost als handelaar in textiel afval, als voddenboer.
Natuurlijk schrikt moeder Jansen van de twee mannen die zich met een strak gezicht voorstellen. Hier bellen sowieso alleen ongenode gasten en kleine vlegels aan. Ander volk komt achterom.
‘Bent u mevrouw Jansen?’ Als die vraag wordt gesteld, voelt ze meteen dat er iets goed fout is. Wie van de drie? Bert (*), Piet (*) of haar jongste, Frans. Heeft die alweer iets uitgevreten?
Frans is nog maar net uit de gevangenis ontslagen, voortijdig, wegens goed gedrag. Dat weet ze, want hij is even bij haar langs geweest. Nu heeft ze hem al dagen niet meer gezien.
Toos wil de politie liever niet over de vloer hebben. Maar de twee heren dringen aan en blijven ernstig kijken. Als ze gedrieën in de woonkamer zitten, komt het nieuws totaal onverwachts. Dood? Frans? Vermoord?

Zeehavenlaan
Papeveld kan haar onvermijdelijke vragen niet beantwoorden. Wat er gebeurd is, en hoe, en wie Frans heeft vermoord, en waarom? In het belang van het onderzoek moet hij terughoudend zijn, zegt de hoofdinspecteur formeel. Intussen denkt hij: ik weet zelf nauwelijks iets.
Van moeder Jansen worden de dienders niet wijzer. Dat haar zoon het huis uit is, mag geen nieuws heten. Frans staat ingeschreven aan de Zeehavenlaan. Daar woont hij samen met zijn vriendin. Het is zowat om de hoek.

 

              Volgende keer: De hele dag afgebeuld

 

(*) Zoals in de inleiding gemeld: de namen van personen die niet in de publiciteit zijn geweest zijn in dit feuilleton aangepast. Dat geldt onder meer voor de moeder en broers van het slachtoffer.