Na de bekentenis van Anneke overleggen Papeveld en Riekwel onmiddellijk welke collega’s op zoek moeten naar Daan. Die heeft wat uit te leggen.
Nog voor ze iemand hebben aangewezen ontstaat er commotie in de hal van het politiebureau. Middelpunt van dat tumult? Daan. Hij presenteert zich bondig: ‘Hier ben ik dan’.
De broer van Frans heeft hem verteld dat Anneke in het politiebureau zit. Of hij haar mag zien? Nee, dat mag dus niet. Eerst maar eens naar de verhoorruimte.
Papeveld is verbaasd. De hoofdinspecteur heeft het dossier van Daan ingezien. Hij is sinds zijn veertiende 27 keer veroordeeld. Altijd voor klein bier: inbraakje, heling, joyriding. Een ernstig geweldsdelict lijkt in het geheel niet bij hem te passen.

Maar Daan draait geen tel om zijn rol heen. Zijn bekentenis correspondeert met de versie van Anneke. Ook als het gaat om het wegwerken van het lichaam van Frans.
De kelderkast
In de nacht van de moord is er eerst de ontreddering. Eenmaal bij zinnen, enigszins tenminste, versjouwen Anneke en Daan het ontzielde lichaam vanuit het bed naar de kelderkast. Ze doen een poging om de bloedvlekken weg te schrobben en verwijderen een stuk vloerbedekking. Intussen wordt het maandagochtend 28 juni.
Later die dag zullen ze Frans in een blauwgroene slaapzak rollen, voor enkele tientjes aangeschaft bij Brammetje Dump in de Voorstraat. Dan is het wachten op het donker.
‘s Nachts rijden de twee – hun slachtoffer in de kofferbak van de witte Taunus gepropt – naar de Handelskade. Ze laten de met tegels verzwaarde vracht in de Oude Maas zakken. De plek staat bekend als ‘de hondenhemel’. Dordtenaren willen hier nog weleens hun ongewenste huisdieren dumpen.
De dinsdag benutten ze om de woning aan de Zeehavenlaan grondig schoon te maken. Ze geven enkele ruimtes een verfbeurt.
Annekes routine
Anneke houdt intussen haar routine aan. Bij haar eigen ouders komt ze nauwelijks. Moeder Belia zeurt te veel. Maar bij schoonmoeder Toos Jansen ging en gaat ze elke dag langs. In een huishouden van Jan Steen doet niemand moeilijk, tenzij de kratjes bier leeg zijn.
Als Toos daags na de moord naar haar zoon vraagt, geeft Anneke luchtig antwoord. ‘Oh, die is gisteravond weer eens weggebleven.’ Moeder Jansen haalt slechts haar schouders op.

Het is uiteraard de bedoeling dat het lichaam van Frans nooit meer boven water komt. De schok is groot als dat toch gebeurt. Het is helemaal afgedreven, naar de Krabbepolder nog wel.
Juist in die buurt hebben ze de Puch gedumpt waar vooral Frans de laatste weken op reed. Of het was om een ongeluk of een verdwijning uit Dordt te ensceneren, daarover lopen de verklaringen uiteen. Tijdens een van de eerste verhoren zegt Anneke nog: ‘Waarom we het deden is me niet duidelijk’.
Getuigen
De dagen na de bekentenissen spreekt de politie diverse getuigen. Onder hen een achterbuur. Die beschrijft een scène in de nacht vóór de moord.
‘Ik hoorde rond vier uur ’s nachts gegil.
Eerst zag ik Anneke in alleen haar
slipje buiten. Vervolgens trok Frans
haar aan haar haren naar binnen.’
Een andere buur had uren eerder ‘een buitenlander’ de woning zien binnengaan. Ook de verkoper van Brammetje Dump krijgt bezoek van de recherche.
De witte Taunus, inmiddels doorverkocht voor de somma van driehonderd gulden, gaat op transport naar het gerechtelijke laboratorium in Rijswijk.
Dinsdag 6 juli wordt op de bodem van de Dordtse Kil na aanwijzingen van Daan en met behulp van speciale apparatuur het moordwapen gevonden.
Volgende keer: Demonisch overwicht
**Het volledige feuilleton (tot nu toe) lezen?
Ga naar de homepage en klik bovenaan op: Het lijk met de rode sok.
Lees hier vast de inleiding.