Papeveld zet vrijdagmiddag achter zijn bureau alle informatie op een rij en pleegt enkele telefoontjes. Daarna wil hij naar de Zeehavenlaan om de woning te inspecteren waar Frans voor zijn dood tenminste nog enkele keren is geweest. Dat huis moet ons toch iets te vertellen hebben, denkt hij.
Als de hoofdinspecteur bij Riekwel in de auto stapt, krijgt de 2e juli voorzichtig de kleur van de zomeravond. Maar het werk is dan nog lang niet gedaan.
Tegen de tijd dat de politiemensen in de slaapkamer van Anneke en Frans staan, meldt zich onverwachte maar uiterst welkome assistentie. De vertrekkende zon zorgt voor een licht dat alle oneffenheden perfect accentueert. Dit strijklicht heet niet voor niets de grote vijand van de stukadoor.

Bij binnenkomst in het huis hebben ze al meteen geroken dat er recent is geverfd. De slaapkamer blijkt hagelwit. Zonnestralen strijken over de muren.
‘Kijk’, wijst Papeveld. De adjudant ziet ze ook, de donkere spikkeltjes onder de verse verflaag, boven het hoofdeinde van het tweepersoonsbed. Beide politiemensen beseffen meteen dat ze hier op een plaats delict zijn; ze voelen het, ze ruiken het. Die donkere stippen, wedden dat het om bloedresten gaat?
Bloedspatten
De technische recherche kan pas de volgende ochtend komen. Dan zal het voorgevoel van de beide Dordtse dienders worden bevestigd. Dankzij het giftige goedje benzidine, vast element in het koffertje van de technische rechercheurs, lichten de stippen boven het bed blauw op. Ook een wekker op het nachtkastje verraadt bloedspatten. Hetzelfde geldt voor de plint achter het bed, voor een stuk vloerbedekking en een schoen die in de kelderkast worden aangetroffen.
Zekerheid over de donkere stippen volgt dus pas op zaterdag. Maar als Papeveld en Riekwel vrijdagavond terugrijden naar het bureau zit hun hoofd vol vragen waar ze zo snel mogelijk antwoord op willen. Alles wijst erop dat zich in de woning van Frans een drama heeft afgespeeld. Wat is er gebeurd en wie waren erbij betrokken? Is Anneke getuige geweest?
De beide mannen weten dat ze de jonge vrouw op het bureau zullen treffen. Anneke is die ochtend lijkbleek vertrokken. Ze heeft hoofdagent Van Wanselaar beloofd in de vroege avond, als ze weer enigszins bij zinnen is, nog eens langs te komen.
Verdachte
Terug in het bureau neemt Riekwel het gesprek met Anneke over. Het krijgt een drastische en snelle wending. Binnen het uur verandert de getuige die tegenover de adjudant zit in een verdachte.
Anneke beweert eerst dat ze al dagen niet thuis is geweest. Wat Frans daar heeft uitgespookt, weet ze dus niet. Kennelijk is hij op zeker moment met haar brommer vertrokken, op de vlucht geslagen voor de politie misschien.
Het verhaal correspondeert niet met haar eerdere verklaring, waarin ze vertelde dat zij veel en Frans nauwelijks tijd aan de Zeehavenlaan heeft doorgebracht. Als Riekwel Anneke op meer tegenstrijdigheden wijst, als hij over de verse verflaag en, met enige bluf, over de bloedsporen in de Zeehavenlaan vertelt, begint ze hakkelend aan een nieuwe versie, de zoveelste. Intussen wellen de emoties op.
Haar ondervrager hoeft nog maar even aan te dringen. Dan volgt Annekes biecht. Het wordt een lange.
Volgende keer: ‘Sla, sla maar’
**Het volledige feuilleton (tot nu toe) lezen?
Ga naar de homepage en klik bovenaan op: Het lijk met de rode sok.
Lees hier vast de inleiding.