Het is hoog tijd dat ik Anneke in beeld breng. Ze heeft zojuist lijkbleek het politiebureau verlaten. Het lichaam van Frans is boven water gekomen. Hoe kan dat nou? En zo snel al. Ze hebben de slaapzak toch echt met tegels en ijzeren ankers verzwaard.
Als de ontdane Anneke vertrekt, drukt hoofdagent Van Wanselaar haar op het hart om later die dag nog eens langs te komen. Want, zegt hij, we willen zo snel mogelijk de laatste weken van Frans reconstrueren. En jij bent daarbij een belangrijke getuige.
Ze kan niet anders dan knikken.
Anneke heeft Frans drie jaar eerder leren kennen, toen zij zestien en hij negentien was. Ze valt als een blok voor de macho, die luidruchtig en brutaal, maar ook grappig en gul is. Okay, hij zit vaak in het café, té vaak. En ja, hij drinkt stevig, volgens anderen té stevig.
Zelf komt ze al jong in de Dordtse kroegen. Daar heeft Frans haar, zoals hij tegenover anderen pocht, ‘ontdekt’. Een slank tienermeisje met lange donkere haren, dat van zich af weet te bijten. Beetje stoer. Anneke drinkt bier en draait sjekkies, ze wordt makkelijk ‘een van de jongens’.
Koekfabriek
Na de huishoudschool is ze in de Dordtse koekfabriek Victoria gaan werken. Later wordt ze inpakster bij melkfabriek Sterovita. Het vraagt in beide gevallen om discipline. Ze moet regelmatig ‘s morgens op tijd haar bed uit. Aan het nachtbraken van Frans kan ze lang niet altijd meedoen.

Net voor de kerst van 1975 is ze bij hem ingetrokken, aan de Zeehavenlaan. Het samenwonen is eerst en vooral een vlucht voor de strakke regels thuis. Van vader Henk mag ze alles, krijgt ze alles. Maar moeder Belia is de baas en houdt van orde. Zij is al ontregeld als haar dochter een vriendin meebrengt. Het is niet voor niks dat Henk regelmatig verzucht: ‘Liever overwerken dan thuis constant mijn benen optillen voor de stofzuiger’.
Op inbrekerspad
Het daadwerkelijk samenwonen duurt maar even. Frans belandt al gauw achter de tralies.
Het is Anneke weliswaar meteen opgevallen dat hij geld heeft, maar ze krijgt pas later door dat Frans in het holst van de nacht met zijn maten op inbrekerspad gaat.
De eerste keer dat hij tijdens hun verkering wordt gepakt, lepelt hij tegenover haar een excuus op. Hij is op sleeptouw genomen en wilde zijn vriend niet in de steek laten. Het blijft niet bij die ene keer. Anneke komt erachter dat inbreken voor hem al langer een serieuze bijverdienste is. Ze krijgen er steeds weer woorden over.
Als zo’n ruzie volgt op cafébezoek wil Frans zijn argumenten weleens kracht bijzetten met een paar ferme tikken. Hij heeft een kwade dronk, dat weet ze intussen ook. De volgende dag wringt hij zich dan in allerlei bochten om het goed te maken.
Rode oren
Toen Frans in De Corridor terechtkwam, waar het zo om discipline draaide, toen dacht Anneke dat hij zijn lesje wel zou leren. Ze heeft hem in die Brabantse gevangenis elke week opgezocht.
En ze hebben elkaar geschreven, veel geschreven. Hun brieven laten weinig aan de verbeelding over, de bijgesloten foto’s evenmin. Een rechercheur zal het materiaal later met rode oren bestuderen.

Anneke heeft eerder al een vergeefs verzoek gestuurd aan ‘de rechter-commissaris of officier van justitie’:
‘Misschien zijn die brieven in het
belang van het onderzoek. Dus die
zal ik wel niet terugkrijgen. Maar
als het mogelijk is, graag de foto’s.’
Maar ook in De Corridor verandert Frans dus niet in een heilig boontje. Hij loopt daar naar zijn zeggen weg vanwege het slechte nieuws dat zíj hem door de telefoon heeft verteld. Eerder al heeft hij een meer waarschijnlijke reden gegeven: hij mist de kroeg, zijn leven.
Asbest
Het nieuws waarmee Frans nu schermt houdt Anneke al even bezig. Het betreft haar vader, met wie ze zo’n sterke band heeft, ook al keurt hij haar relatie met ‘die lamstraal’ ten zeerste af.
Henk heeft een tijd als timmerman gewerkt. Later wordt hij classificeerder. Hij maakt scheepsruimen en tanks schoon. Dat verdient beter dan in de bouw. Maar het is zwaar en vies werk, waarbij je veelvuldig in aanraking komt met asbest. Hij ziet collega’s ziek afhaken.
Zelf ontsnapt hij evenmin. Henk is pas 45 als artsen van het Albert Schweitzer-ziekenhuis vertellen dat de kanker hem opvreet. Ze ontdekken het laat, té laat.
Volgende keer: Strijklicht, dat helpt