Wat deze dagen de meest gestelde vraag is?
Of mijn woning nog overeind staat.
Ik kan iedereen geruststellen.
Het puin ligt even verderop in de Bossche binnenstad.
Resten van een eeuwenoud, pardoes ingestort pand.
Wat een brillenzaak was, trekt nu kijkers.
Niet zo’n goeie actie van Pearle.
Of van anderen.
“Beschadigde stad komt langzaam tot leven”, kopte maandag mijn regionale krant.
Maar dat bleek over Aleppo te gaan.
‘De Drye Vijzels’ is nu een ruïne.
Ooit hoerenkot, bar, brillenzaak.
Een lange, veelbewogen historie.
Zoals zoveel Bossche panden.
Ook op de Markt, in ‘De Witte Bok’, werden eens lijken tentoongesteld.
Gemummificeerd.
Ze kwamen van de Canarische eilanden.
En je kon er voor een halve stuiver naar kijken.
Anno 1595.
Nu is er publiek voor puin.
Attractie voor nop.
Veel meer panden in de Bossche binnenstad hebben een naam.
Mijn woning ook.
Ik ga niet verklappen wat er op mijn huis is geschroefd.
Want dan staat u hier morgen aan de bel.
En dreigt het zowaar gezellig te worden.
Daar kan ik echt niet tegen.
Een hint wil ik wel geven.
In 1979, lang voordat ik hier neerstreek, verscheen er een boekje van de Kring Vrienden van ‘s-Hertogenbosch.
Daarin staan verzen over historische Bossche panden en straten.
Over ‘De Drye Vijzels’ wordt overigens niet gesproken.
Het boekje heeft de naam van mijn woning als titel meegekregen.
Uiteraard staat er ook een gelijknamig vers in.
Geloof in de voorzienigheid of niet, maar dat begint als volgt:
“Marij uit de
Zusters van Orthenpoort
had tien jaar lang niets
van haar bruidegom gehoord.
Want daags voor hun trouw
moest haar Twan met zijn trom
in het Grande Armee
van Napoleon.”
Mijn naam is correct gespeld.
Daar mag elke overeenkomst ophouden.
Marij? Eventueel.
Huwelijk? Nee.
Leger? Evenmin.
Het kwam overigens nog goed met de geliefden.
Lees en zwijmel maar mee:
“Na meer dan tien jaar
klopte laat in de avond
een trommelaar.
Hij stond op de stoeprand
en zij in de deur.
Toen kreeg plots dat straatje
een andere kleur.”