“De mensen die ik heb geïnterviewd zijn de laatsten die een oorlog in Nederland hebben meegemaakt, die zich kunnen verplaatsen in dat kind in Gaza dat met een pannetje rondloopt omdat het zijn familie moet voeden. Zoals Mieke van Creveld-Zeehandelaar het formuleerde: voor jonge mensen is de Tweede Wereldoorlog net zoiets als de Tachtigjarige Oorlog; ik daarentegen hoef maar iets te ruiken of te horen, en ik ben terug in die ellende.”
Steffie van den Oord interviewde voor haar boek ‘Kinderen in oorlogstijd’ veertien tachtigers en negentigers, oorlogskinderen. Welke sporen heeft de oorlog door hun leven getrokken, hoe was het om kind te zijn. Een rode draad: na hun vijftigste, zestigste jaar liepen ze vast. “Ze hadden meer gezien en gehoord dan ze beseften”, aldus de auteur. De tweede rode draad: “Allemaal vinden ze een manier om er alsnog mee om te gaan. Ze vinden een uitlaatklep (….), willen vooral niet verzaken.”
Drooghouden
De verhalen van de oorlogskinderen raakten Van den Oord ten zeerste. “Soms had ik een interview uitgeschreven, dat vervolgens in steeds verbeterde versies uitgewerkt, en dan zei ik tegen mezelf: nog één keer corrigeren, dit keer ga ik het wél drooghouden. Maar dat lukte gewoon niet. Terwijl je in de laatste fase van een boek zit, vooral met de komma’s bezig bent.”
Mijn interview met Steffie van den Oord stond in het juni-nummer (2025) van Historisch Nieuwsblad.
Klik op de pagina’s voor een leesbaar formaat.
Hier vind je de website van Steffie van den Oord.



