Vooraf

Het Militair Gezag was actief van 14 september 1944, de dag van de bevrijding van Maastricht, tot 4 maart 1946, toen de Bijzondere Staat van Beleg officieel werd beëindigd. Het moest in bevrijd gebied de bestuurlijke orde herstellen en bewaken zolang de regering in Londen verbleef. Generaal-majoor Hendrik Johan (Hans) Kruls (1902-1975) had de beschikking over een staf met sectiehoofden die, aanvankelijk vanuit Brussel, elk een beleidsterrein bestierden.
In de bevrijde provincies was de Provinciaal Militair Commissaris (PMC) de belangrijkste vertegenwoordiger. Hij zag toe op het provinciaal en gemeentelijk bestuur. Onder hem ressorteerden ook de Districts Militair Commissarissen (DMC). Voor Noord-Brabant waren er DMC’s in Den Bosch, Eindhoven, Oss, Tilburg, Breda, Roosendaal en Bergen op Zoom. De achtereenvolgende PMC’s in Noord-Brabant waren de volgende reserveofficieren: ir. Jan ridder De van der Schueren (tot 1 april 1945); ir. Louis Smulders (tot 26 september 1945); Carl Thomas (tot 31 oktober 1945) en mr. Norbert Koolen (tot 24 november 1945).
Het Militair Gezag arriveerde in september 1944 met bijna achthonderd mensen. Na de bevrijding van het hele land telde het ruim zestienduizend medewerkers: 1.736 officieren, 10.683 onderofficieren en manschappen en 4.121 burgers. Zij waren alom aanwezig en verantwoordelijk en werden zo ook mikpunt van veel onvrede. Generaal Kruls schreef in een voorwoord bij de eigen geschiedschrijving:
“Het M.G. heeft veel critiek ondervonden. Voor een groot deel terecht. Het heeft fouten gemaakt. Misschien zelfs grote fouten. Dat was echter te voorzien. Hoe zou men van een uit de grond gestampte organisatie, die nimmer was opgezet voor de vervulling van een zo omvangrijke en langdurige taak, anders kunnen verwachten?”

Historici beschouwen het optreden van het Militair Gezag als een succes. In Nederland hadden na de bevrijding tal van incidenten plaats waarvan collaborateurs én onschuldige burgers het slachtoffer werden. Maar een bijltjesdag, zoals in enkele andere landen, bleef uit.

 

Gezag
*Generaal Kruls (rechts) met enkele officieren van het Militair Gezag/foto Willem van de Poll, Anefo.

 

Vught, september 2024

Beste Jan-Baptist,

je stuurde me enkele foto’s uit het familiearchief. Dank daarvoor. Die ene waarop je grootvader in 1945 koningin Wilhelmina ontvangt, is indertijd en ook later afgedrukt in kranten en andere publicaties. De foto werd gemaakt door Willem van de Poll, verbonden aan het Algemeen Nederlandsch Fotobureau (Anefo). Hij moest, net als je grootvader, die tweede mei op de kale vliegbasis Gilze-Rijen een gure wind trotseren.
Aan het eind van de middag, om 16.23 uur om precies te zijn, keerde Wilhelmina met een Douglas Dakota definitief terug in het vaderland na een ballingschap van vijf jaar. Twee maanden eerder had ze een bliksembezoek gebracht aan enkele plaatsen in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg: het grootste deel van zuidelijk Nederland was immers al in de herfst en winter van 1944 bevrijd. Toen de vorstin ruim een half jaar later in het gezelschap van prinses Juliana op Gilze-Rijen arriveerde, waren de Duitsers ook uit andere delen van het land verjaagd. Het westen, Utrecht en enkele verspreide regio’s elders bleven nog wel bezet. Even nog, want binnen enkele dagen zou de volledige capitulatie volgen.
Johannes Baptist Gerardus Maria (Jan) ridder De van der Schueren, naar wie jij bent vernoemd, was de tweede man van het Militair Gezag, dat de bestuurlijke orde in bevrijd gebied moest herstellen. Hij nam bij de ontvangst van Wilhelmina de honneurs waar voor chef-staf Hans Kruls. Je grootvader had de functie nog maar net aanvaard. Daarvoor diende hij als Provinciaal Militair Commissaris in zijn geboorteprovincie Noord-Brabant. In het Nationaal Archief in Den Haag kun je het bericht terugvinden – “te Velde” getypt – waarin generaal-majoor Kruls “aan alle sectiehoofden” van het Militair Gezag kond doet van de nieuwe souschef, reserve-kolonel De van der Schueren. Het is gedateerd op 30 april. Zijn benoeming werd al enkele weken eerder effectief, op 1 april.
Hij was toen nog maar net terug uit Londen, waar hij gesprekken had gevoerd met minister-president Gerbrandy en prins Bernhard. De eerste bood hem het ministerschap van Oorlog aan in zijn derde oorlogskabinet. Je grootvader bedankte daarvoor omdat de tweede, Bernhard dus, geen gevolg gaf aan zijn eis om terug te treden als bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten. “De positie van de prins is on-grondwettelijk, daar zij het Koninklijk Huis blootstelt aan schendbaarheid en critiek”, zo las ik in zijn persoonlijke notities, die tot op de dag van vandaag in een afgesloten lade rusten.
Ik bericht dit alles naar aanleiding van die min of meer bekende foto (ook beschikbaar in de collecties van Nationaal Archief en NIOD) en de onbekende beelden die je stuurde. Je grootvader bleef tot nu toe altijd in de schaduw. Ik doe een poging om zijn geschiedenis (en aan zijn hand die van het Militair Gezag) hierna enigszins te ordenen.

Twan van den Brand

 

Gezag
*Ir. Jan ridder de van der Schueren ontvangt koningin Wilhelmina en prinses Juliana op Gilze Rijen/foto Willem van de Poll, Anefo.

 

De ridder, het Militair Gezag
en de 
republiek Brabant

 

Jan ridder De van der Schueren wordt op de allereerste dag van 1899 geboren als zoon van de burgemeester van Waalwijk. De drie tussenvoegsels in de achternaam, bijzonder in Nederland, heeft zijn familie te danken aan Karel VI, keizer van het Duitse Rijk tussen 1711 en 1740, die bij vorstelijke gunst dat ‘De’ voor de andere twee toestond.
In de jaren na 1930 verhuist De van der Schueren naar de overkant van de Noordzee. Hij gaat in Aintree, onder de rook van Liverpool, aan de slag als directeur van British Enka. Dit bedrijf is gelieerd aan de Algemene Kunstzijde Unie (AKU), waarvan het hoofdkantoor in Arnhem staat. De ingenieur, te Delft opgeleid in de elektrotechniek, heeft de firma eerder gediend in Breslau in Neder-Silezië, toen nog Duits grondgebied. De stad heet nu Wrocław en ligt in Polen.
Als de oorlog in mei 1940 Nederland bereikt en de regering naar Londen uitwijkt, biedt hij zijn diensten aan. Vanaf juli 1942 maakt De van der Schueren deel uit van een zestien koppen tellende Buitengewone Raad van Advies, die de regering gevraagd en ongevraagd kan adviseren. Premier Pieter Gerbrandy (1885-1961) inaugureert de raad op 15 juli, maar toont zich gereserveerd over zijn bemoeienis. “Ik geloof niet dat wij ons in de sympathie van de ministerraad en van de minister-president konden verheugen”, verklaart De van der Schueren later tegenover de Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945. “Men vond ons een hinderlijk artikel.”
Met drie andere katholieke leden van de adviesraad vecht hij in het voorjaar van 1944 een stevig robbertje met de gereformeerde Fries Gerbrandy. Aanleiding is het ontslag van hun geloofs- en partijgenoten, de Brabander Piet Kerstens (1896-1958) en Jan van Angeren (1894-1959), respectievelijk minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, en van Justitie voor de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP).

Dad’s Army

In deze woelige jaren treedt De van der Schueren ook toe tot de Home Guard, het vrijwilligersleger dat het Britse thuisfront beschermt bij een vijandelijke dreiging. Hij brengt het tot majoor in Dad’s Army. Deze bijnaam verwijst schertsend naar de gevorderde leeftijd van de troepen. Ze hoeven in de tweede helft van de oorlog nauwelijks nog in actie te komen.
Ruim voor de bevrijding van Nederland krijgt De van der Schueren een ander uniform. In januari 1943 wordt bij ministeriële beschikking het Militair Gezag (MG) – aanvankelijk Bureau Militair Gezag – opgericht. Het moet van regeringswege de bestuurlijke orde in eenmaal bevrijd gebied herstellen en de rust daar handhaven, voor even althans. Gerbrandy en de zijnen willen zelf zo snel mogelijk terugkeren.

Gesteggel

De directeur van British Enka is voorbestemd Provinciaal Militair Commissaris te worden. De van der Schuerens naam staat met die van acht anderen op een lijstje dat minister van Buitenlandse Zaken Eelco van Kleffens (1894-1983) in de zomer van 1943 op zijn bureau krijgt. Of hij maar even actie wil ondernemen:

“Het komt mij gewenscht voor, dat reeds thans van de Britsche regering de toezegging worde verkregen, dat betrokkenen na vervulling van hun taak in Nederland, welke vermoedelijk enkele maanden zal duren, zonder moeilijkheden weder hier te lande worden toegelaten, om hun burgerbetrekking te bekleeden.”

De brief is afkomstig van Van Kleffens collega Otto van Lidth de Jeude (1881-1952), minister van Oorlog. Hij is verantwoordelijk voor het Militair Gezag, dat binnen de regering stevig ter discussie staat. Het gesteggel onder ministers over de eigen onmacht en het teveel aan macht voor chef-staf Hans Kruls zal aanhouden. Van Lidth de Jeude mag dan een opdracht van ‘enkele maanden’ voor het Militair Gezag voorzien, koningin Wilhelmina spreekt in november 1943 over een “korte spanne tijds van enkele weken, enkele dagen misschien”.

Gezag
*Premier Gerbrandy installeert de raad van advies in Londen. Uiterst rechts De van der Schueren, Anefo.

D-Day

Voordat hij naar Nederland vertrekt – de geallieerden landen op 6 juni 1944 in Normandië en rukken na deze Decision Day gestaag op – krijgt De van der Schueren nadere instructies en trainingen. Hij, de zakenman, moet een nog niet bestaande gezagsfunctie gaan bekleden in een land dat ernstig geleden heeft en waar hij al lange jaren weg is.
In Wolverhampton wordt de – dan nog – reserve-majoor met een aantal collega’s bijgepraat door uitgeweken ambtenaren en andere deskundigen. Het gaat over de belabberde toestand van het vaderland, de rol van de politie, over zijn bevoegdheden bij de arrestatie van collaborateurs en de noodzakelijke zuiveringen, zijn verhouding tot de nog aanwezige bestuurders en over de organisatie van zowel het Militair Gezag als de geallieerde legers. Amerikanen en Britten krijgen een belangrijke, in den beginne dé belangrijkste stem in bevrijd Nederland. De regering-Gerbrandy heeft daarvoor getekend in een Civil Affairs-overeenkomst.
Hem mag dan een officiersrang zijn aangemeten, De van der Schuerens optreden zal – zo is de bedoeling – meer bestuurlijk dan militair worden. Dat geldt voor veel prominenten van het Militair Gezag. Heel gek is het dan ook niet, dat zijn collega’s deels gerekruteerd worden uit zakenwereld en ambtenarij. Naar Nederlandse beroepsofficieren is het in Engeland sowieso zoeken. De hoogste baas, jurist Kruls, komt wel uit de krijgsmacht. Hij heeft na de Duitse overval in mei 1940 als kapitein-adjudant van de minister van Oorlog met de regering, ambtenaren en koningin Wilhelmina de oversteek gemaakt.

In de wildernis

In opdracht van Kruls vliegt De van der Schueren op 10 september 1944 met het eerste echelon van het Militair Gezag naar Brussel. De geallieerden staan inmiddels aan de Nederlandse grens. Acht dagen later, op 18 september, rolt de majoor met de tanks van het 30e Britse Legerkorps Eindhoven binnen. “We kwamen in de wildernis terecht”, zegt hij later.
De verzetsbewegingen weten niet of nauwelijks wat de regering in Londen voor plannen heeft met het bevrijd gebied. Andersom geldt dat evenzeer: de uit Engeland overgekomen gezagdragers hebben geen weet van de rol die verschillende verzetsgroepen zich hebben toebedacht. De massa zal het nog even een zorg zijn. Zij stort zich in het feestgedruis, dat daags na de bevrijding bruut wordt verstoord door een Duits bombardement op Eindhoven. Daarbij vallen ruim tweehonderd doden.
Met de laatste Duitsers nog in de stad verschijnen affiches die de signatuur dragen van kapitein der Jagers Willem van Dijk (1899-1984): “De handhaving van volstrekte orde en rust is in militair opzicht aan mij als Gewestelijk Commandant van den Ordedienst (O.D.) opgedragen”. Deze Ordedienst bestaat uit gedemilitariseerde Nederlandse militairen die het actieve verzet gedurende de oorlog aan anderen hebben gelaten, maar voor zichzelf de taak zien om na het vertrek van de Duitsers en in afwachting van de regering een machtsvacuüm te voorkomen. Sinds 1942 is jonkheer Pieter Jacob Six (1894-1986) landelijk bevelvoerder. Hij heeft zijn gewestelijk commandanten opdracht gegeven om zich stilletjes voor te bereiden.
En dan verschijnt out of the blue een Militair Gezag met kennelijk eenzelfde, zelfs ruimere opdracht, nota bene van de regering.

Gezag
*Benoemingsbrief De van der Schueren als Provinciaal Militair Commissaris.

Dictatuur

Uit het niets? Vanuit Londen heeft Radio Oranje de komst van het Militair Gezag herhaaldelijk aangekondigd. Maar dat is tot lang niet iedereen – tot bijna niemand – doorgedrongen.
Jonkheer Six van de Ordedienst krijgt het uiteindelijk wel mee, maar laat zich er weinig aan gelegen liggen. Kruls en zijn afdeling voorlichting proberen in stencils en andersoortige bulletins uitleg te verschaffen aan de bevolking.. In het besef dat de naam een verkeerde indruk kan wekken, is een van hun eerste mededelingen: “Militair Gezag is in geen enkel opzicht gelijk aan militaire dictatuur.” Het blijkt een terechte zorg. Een rapportage over de stemming onder de bevolking van het MG zelf spreekt in november 1944 over verwarring:

“omdat de naam [Militair Gezag – TvdB] verschijnselen suggereert, waaraan men tijdens de bezetting gewend was geraakt, show, hakkengeklap, kortom krachtsvertoon. Verreweg het grootste deel der bevolking denkt dat de militair commissaris hetzelfde is als de Duitsche Ortskommandant was.”

In een van de bulletins zijn eerder de voornemens in concreto uitgelegd:

“Het nemen van zuiveringsmaatregelen, het in bewaringstellen van landverraders, het organiseren van voedselvoorziening en het hoogst noodige transport, de eerste zorg voor de volksgezondheid en vele andere belangrijke zaken. Het Militair Gezag kan in een vorm van verordeningen regelingen vaststellen om het vorenstaande tot stand te brengen.”

Het is een boodschap die niet alleen wringt bij de Ordedienst. De voormalige illegaliteit heeft eigen toekomstplannen voor Nederland gemaakt. Haar leden hebben hun leven geriskeerd in plaats van aan de thee gezeten in de Engelse hoofdstad. “Het had mis kunnen gaan”, aldus De van der Schueren. Hij doelt op het risico van forse tegenwerking en weerstand door het verzet.
Voor de geallieerde generaal Dwight D. Eisenhower (1890-1969) is de nieuwe hiërarchie helder. Hij zegt en schrijft:

“Nederlanders, de dag der bevrijding is aangebroken. (….) Hare Majesteit Koningin Wilhelmina en Hare regering hebben ermede ingestemd, dat bij mij, als Opperste Bevelhebber van het Geallieerde Expeditieleger, waar dit in het belang van de oorlogvoering noodig mocht blijken, zeggenschap in bestuursaangelegenheden zal rusten. Het ligt echter in de bedoeling dat, in het algemeen, deze bevoegdheden zullen worden uitgeoefend door het Nederlandsche Militair Gezag.”

Eisenhowers eerste woorden over de dag der bevrijding gelden slechts een deel van Nederland. Tegen de verwachting in stokt de geallieerde opmars bij Arnhem. Voor het Militair Gezag worden dagen weken en weken worden maanden. Het werk dijt alsmaar uit. Een deel van het land verkeert nog in oorlog. Duitse nabranders – bombardementen of beschietingen vanuit het bezette deel – zorgen in bevrijd gebied aanhoudend voor ontreddering en honderden doden.

Gezag
*Uit het familiearchief De van der Schueren.

Knokploegen

De affiches van kapitein Van Dijk en zijn Ordedienst moeten verdwijnen, verordonneert de uit Londen meegekomen reserve-majoor en voormalig Philips-employé Cees Verhoeff (1902-1991). Hij wordt Districts Militair Commissaris (DMC) in Eindhoven. Zijn chef De van der Schueren beseft evenwel dat ze als net gearriveerde gezagdragers oor dienen te hebben voor de wensen van zowel de Ordedienst als die van de Landelijke Knokploegen (LKP), de Raad voor Verzet (RVV) en de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). Hij zal diverse van hun vertegenwoordigers in zijn staf opnemen. Begin oktober 1944 benadrukt ook Kruls, ingehaald door de realiteit, het belang van samenwerking.
Het Militair Gezag – zowel het hoofdkwartier van Kruls in Brussel als de staven van De van der Schueren en Verhoeff – gaan te rade bij regionale adviseurs uit de maatschappelijke bovenlaag. Onder hen de Eindhovense jurist Louis Beel (1902-1977), diens stadgenoot en directeur van de Boerenleenbank Gerard Huysmans (1902-1948) en de Bossche jurist Emmanuel (Maan) Sassen (1911-1995). Alle drie zullen ze later minister worden, Beel vervolgens nog premier. Het Militair Gezag kiest hiermee voor adviseurs die politieke en maatschappelijke verandering voorstaan: ontzuiling en een meer autoritaire, hiërarchische, op christelijke waarden gebaseerde leiding van het land. Het is een gedachte die koningin Wilhelmina omarmt, maar die uiteindelijk zal verwaaien.
De van der Schueren praat in Eindhoven bij met jonkheer Jan Smits van Oijen (1888-1978), waarnemend Commissaris van de Koningin, die het bestuur van de provincie weer vlot moet trekken. In de bevrijde lichtstad duikt ook Eduard baron Speyart van Woerden (1890-1986) op, de vroegere procureur-generaal bij het Bossche gerechtshof. Hij is kort voor de bevrijding, gekleed in een zwarte soutane, brutaal weggefietst uit fratershuis De Ruwenberg in Sint-Michielsgestel, waar de Duitsers prominente Nederlanders in gijzeling houden. Speyart, als procureur onder meer verantwoordelijk voor de politiekorpsen, heeft korte tijd ondergedoken gezeten en popelt om zijn werk te hervatten.

Koude winter

Wanneer eind oktober 1944, ruim een maand na Eindhoven, ook de provinciehoofdstad is bevrijd, vestigt De van der Schueren zich met zijn staf in het stadhuis aan de Bossche Markt. Daar maakt hij al gauw weer plaats, wijkt eerst uit naar het belastingkantoor aan de Wolvenhoek en vervolgens naar een klooster en bejaardentehuis voor welgestelde dames, Huize Mariënhof in Vught.
Intussen heeft de PMC verschillende van zijn districtscommissarissen benoemd. Zij krijgen meer dan hij te maken met de dagelijkse besognes in ‘hun’ steden en dorpen. De meesten zijn net als majoor Verhoeff meegekomen uit Londen. In Den Bosch echter ruimt De van der Schueren plek in voor de commandant van gewest 17 van de Ordedienst. Deze Carl Thomas (1910-1981) wordt door het brede verzet op handen gedragen.
Het hele Militair Gezag heeft, onder belabberde omstandigheden, de handen meer dan vol. De technische voorzieningen en telefoonverbindingen haperen en het transport kent beperkingen: “De algemeene klacht is het niet aanwezig zijn van benzine”, aldus de notulen van een vergadering medio november 1944 in Mariënhof. Dat gebrekkige transport zorgt op verschillende plaatsen voor voedseltekorten, hetgeen de bevolking aanzet tot protesten. Zo verzamelen zich op 21 november 1944 mannen, vrouwen en kinderen voor een demonstratie op het Frederik van Eedenplein te Eindhoven. Ze eisen betere rantsoenen. Diezelfde middag leggen alle werknemers van Philips het werk neer.
De ellende is groter: bruggen en spoorlijnen zijn weggeslagen, duizenden huizen ogen als ruïnes, het ontbreekt in de stikkoude winter aan kolen, elektriciteit gaat op rantsoen, evacués uit de frontlinie moeten een plek en te eten krijgen, er is papierschaarste en de communicatie verloopt naar alle kanten moeizaam. Contact met het hoofdkwartier in Brussel vergt vaak weken. Het bevrijd gebied is een eilandenrijk waarin De van der Schueren zijn weg zoekt:

“Ik heb met Beel, Sassen en Huysmans open kaart gespeeld! Ik heb gezegd: wij weten dat jullie plannen hebben, laten wij de zaak met elkaar vergelijken. Zodoende hebben wij in Brabant met de heren die er waren – ten gevolge van de slechte verbindingen met Brussel en Londen – een klein beetje republiek gespeeld.”

*Brochure van het Militair Gezag.

‘Geen Vacantie-Oord!’

Kruls op zijn beurt laat zich weinig gelegen liggen aan de boodschappen die vanaf het pluche in Londen komen. Het zorgt voor repeterende bonje met Gerbrandy en de zijnen. Terugblikkend zegt De van der Schueren: “Ik heb altijd gedacht, dat de regering ons als Militair Gezag maar node zag.” De onmin escaleert wanneer premier Gerbrandy zich eind november 1944 met enkele ministers installeert in het Oisterwijkse hotel Bosch en Ven. Kruls heeft geen enkele behoefte aan deze zogeheten kwartiermakers, die in zijn ogen de positie van het Militair Gezag ondermijnen. Hij vreest bovendien dat de bewindslieden een beroep gaan doen op zijn toch al te drukbezette staf.
Ook steeds nauwer bij het gezag betrokken partijen – het verzet incluis – ageren. De van der Schuerens adviseur Maan Sassen stelt het scherp in het weekblad Je Maintiendrai met als kop: “Nederland is geen Vacantie-Oord!”. Als de ministers poolshoogte komen nemen is dat prima, aldus Sassen, maar laat ze wel gauw naar Londen terugkeren – hetgeen gebeurt – “gesterkt in de overtuiging dat er maar één oplossing is: ruimer, véél ruimer armslag en bevoegdheid voor de mannen die hier in het vuur staan.”

Onbruikbare riolen

De van der Schueren ziet een veelheid aan taken op zich afkomen, waarop de cursus in Wolverhampton hem slechts deels heeft voorbereid. Illustratief voor de situatie in veel gemeenten is de noodkreet die hij op 21 november 1944 ontvangt van waarnemend burgemeester van Den Bosch Hendrik Loeff (1895-1973). Diens brief eindigt met een waarschuwing:

“Toestand straatvuiling in de gemeente ’s-Bosch door aanwezigheid van groote massa’s oorlogspuin en storting huisvuil, is, ten gevolge van niet functioneren van reinigingsdienst wegens gebrek aan tractie, onduldbaar en onhoudbaar. Autopark van ’s-Bosch bestaat uit vijf bruikbare wagens. De rest is door de Duitschers meegevoerd. (….) Kilometers riolen zijn thans tengevolge van het aanwezige puin voor afvoer van regenwater practisch onbruikbaar. (…) Indien de huidige toestand op dit gebied blijft voortbestaan, is bovendien lettende op de zoo ongunstige voedsel- en brandstoffenpositie te vreezen, dat de legerautoriteiten binnen afzienbaren tijd met de grootste binnenlandsche moeilijkheden en mogelijke onlusten zullen hebben kennis te maken.”

De aanvankelijke feeststemming lijkt op zijn retour. De verwachtingen bij de bevrijding zijn groot, de daaropvolgende teleurstellingen evenzeer. Het Militair Gezag wordt geacht zo’n beetje alles op te lossen. Als dat niet of te langzaam lukt, volgt de woede of spot van de bevolking. Een van de vele bijnamen van het MG is ‘Circus Kruls’.

Prins Bernhard

Dat ‘circus’ is met een kleine achthonderd mensen in Nederland gearriveerd. Het zijn er veel te weinig om zich alleen al te kunnen bezighouden met de arrestatie van collaborateurs en andere zondaars. Daarom zoekt Kruls het vergelijk met prins Bernhard (1911-2004). Als bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) beschikt de prins over grondtroepen, althans lieden die zich met een oranje armband om de bovenarm al snel als gemilitariseerde ordehandhavers laten gelden.
Bij Koninklijk Besluit van 5 september 1944 is bepaald dat de verschillende verzetsgroepen na de bevrijding moeten opgaan in deze Binnenlandse Strijdkrachten (BS). Wilhelmina’s schoonzoon heeft sowieso grote aantrekkingskracht op de verzetslieden, die zich weinig gelegen laten liggen aan de lastgevingen van anderen. Zij arresteren verraders en moffenmeiden, hoewel die bevoegdheid bij het Militair Gezag ligt. Na stroeve eerste contacten volgt afstemming tussen Kruls en Bernhard.
Hun pact komt al snel van pas in een oplopend conflict met Speyart van Woerden. De procureur-generaal, terug op zijn post, vindt arresteren geen taak voor wildebrassen. Tot de Binnenlandse Strijdkrachten zijn, zo signaleert niet alleen hij, behalve eerzame verzetslieden ook talrijke gelukszoekers en onverlaten toegelaten.
De prominente verzetsman Harry Holla (1904-1992) schrijft over de werving:

“Aan het ene tafeltje werd gevraagd: ‘Bent u een goed Nederlander’. Na het antwoord: ‘Ja mijnheer, ik ben een goed Nederlander’, werd men naar het tweede tafeltje verwezen waar men z’n oranje armband in ontvangst kon nemen. (…) Onder de wild aangeworven mensen troffen wij lieden aan die naar wij wisten NSB’er waren geweest.”

Gezag
*Verordening van het Militair Gezag, ondertekend De van der Schueren.

 

Vanuit Oisterwijk stelt burgemeester Jan Verwiel (1890-1952) al even duidelijk: “Wij hebben hier 168 leden van de BS, acht terecht, die hebben namelijk wat betekend in het verzet”.
Het arresteren van verdachten behoort tot de taken van de politie, fatsoenlijke dossiervorming incluis, zo stelt Speyart. Daar denken de prins en na enige aarzeling ook Kruls anders over. De bevolking – het voormalige verzet bovenal – wantrouwt haar agenten: er zijn er te veel die tijdens de bezetting te braaf Duitse bevelen hebben uitgevoerd. Met hier en daar een ontslag meent Speyart de korpsen voldoende te hebben gezuiverd, zodat het arresteren alsnog aan de politie kan worden toevertrouwd. Maar dat gaat niet gebeuren, zo laat De van der Schueren tot woede van de procureur-generaal aan zijn districtscommissarissen weten.
De volhardende baron wordt eind januari 1945, na al dan niet serieuze bedreigingen door ijzervreters uit de illegaliteit, naar Engeland geroepen. Minister-president Gerbrandy schuift hem voor enkele maanden opzij, mede op advies van Kruls, die van de stoorzender af wil.

Tribunalen

Collaborateurs opsluiten – in onder meer het voormalige concentratiekamp Vught – is één. Daarna dient berechting te volgen. De regering in Londen heeft daartoe in het kader van de Bijzondere Rechtspleging het Tribunaalbesluit genomen. De van der Schueren begint eind november een regulier overleg met vertegenwoordigers van de Gemeenschap Oud-Illegale Werkers Nederland (GOIWN), waarbij zich verzetslieden uit verschillende organisaties op individuele titel aansluiten. Hij vraagt hen om advies, bijvoorbeeld over de zuiveringen en kandidaat-burgemeesters. Maar ook over de bemensing van de tijdelijke rechtsorganen. Bij de installatie van de eerste tribunalen – begin 1945 heeft Den Bosch de primeur, Breda volgt – is De van der Schueren nog aanwezig. Kort daarna wordt hij naar Londen geroepen.
Gerbrandy probeert na de zoveelste politieke strubbelingen zijn derde oorlogskabinet te vormen. De premier wil de ridder, duels in het verleden ten spijt, strikken als nieuwe minister van Oorlog. Diens adviseurs Beel en Huysmans hebben als vertegenwoordigers uit het bevrijde zuiden al ‘ja’ gezegd tegen een ministerspost, maar De van der Schueren heeft reserves. Hij meent, ondanks zijn uitgesproken katholieke signatuur, politieke bedding en dus ruggensteun te missen. In zijn persoonlijke aantekeningen gaat het bovendien over “verschillende condities, allen gegroepeerd rondom een grote condicio sine qua non”. Die harde voorwaarde betreft het vertrek van Bernhard als bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten.

‘On-grondwettelijk’

De van der Schuerens eis heeft te maken met de kritiek op het soms hardvochtige optreden van Bernhards strijdkrachten. De positie van de prins is “on-grondwettelijk, daar zij het Koninklijk Huis blootstelt aan schendbaarheid en critiek, aan verantwoordelijkheid voor zaken waarvoor het niet verantwoordelijk gemaakt mag worden”, noteert hij in zijn memorandum van maart 1945. Gerbrandy en enkele andere ministers zitten op dezelfde lijn. De premier heeft al in december 1944 aan Wilhelmina geschreven dat “talrijke elementen, wier verleden en gedragingen de BS (en daarmee de prins van Oranje) onder de bevolking een zeer slechte naam bezorgen.” Hij verwijst naar diefstallen, berovingen en bedreigingen. De zorg zal niet beklijven.
De van der Schueren biedt de prins een ceremoniële positie aan, met onder zich een bevelhebber die de kritiek en de klappen kan opvangen. Bernhard gaat er niet mee akkoord, zodat Gerbrandy opnieuw op zoek moet naar een minister van Oorlog. Hij vindt die in de persoon van de zowel in bevrijd Nederland als bij Wilhelmina intussen invloedrijke Jan de Quay (1901-1985), een goede kennis van De van der Schueren.
De Quay is oud-hoogleraar aan de Katholieke Economische Hoogeschool in Tilburg en voormalig lid van het driemanschap dat in 1940-1941 aan het hoofd stond van de populaire, maar ook omstreden Nederlandsche Unie. Hij behoort gedurende de oorlog tot de prominente  gijzelaars in Sint-Michielsgestel.
Op het moment dat Gerbrandy hem tot het ministerschap roept, is De Quay voorzitter van het College van Algemene Commissarissen voor Landbouw, Nijverheid en Handel. Hij moet de economie in het zuiden weer op gang brengen, maar vertrekt dus als minister van Oorlog naar Londen. Vóór zijn benoeming heeft De Quay achter de schermen al een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van de nieuwe regering, waarin zeven ministers uit bevrijd gebied een plek krijgen. De grootste criticasters van het Militair Gezag verdwijnen.

*Te Velde: de nieuwe tweede man van het Militair Gezag, De van der Schueren.

Zegetocht Kruls

Bij terugkeer in Nederland wacht de afgehaakte ministerskandidaat De van der Schueren alsnog een nieuwe functie: Kruls benoemt hem tot souschef, tevens hoofd van de staf van het Militair Gezag, als opvolger van Willem Posthumus Meyjes (1880-1947).
Op 9 mei 1945, enkele dagen na de Duitse capitulatie, schrijft Kruls een brief aan zijn plaatsvervanger. De generaal is daags tevoren in het bevrijde Den Haag gearriveerd. De van der Schueren verblijft in het hoofdkwartier, dat een maand eerder vanuit Brussel is verplaatst naar de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda. Kruls bericht:

“Ik kan u mededelen dat onze tocht naar Den Haag uitstekend verloopen is en een ware zegetocht geworden is. Onze colonne maakte de reis achter de Brigade Prinses Irene en werd gestart in Wageningen.”

De generaal kiest domicilie in het Haagse hotel Des Indes “waar de laatste Duitschers gisternacht uitgezet zijn”. De van der Schueren vertrekt in de dagen daarop naar de hofstad om daar het nieuwe hoofdkwartier van het Militair Gezag in te richten. Hij krijgt er deels met nieuwe, deels met bekende zaken te maken. Ook in het net bevrijde noorden moeten zuiveringen worden doorgevoerd, arrestaties worden verricht, tekorten worden aangevuld, ravages worden hersteld. De rampspoed daar is minstens zo groot als eerder in het zuiden, maar de aanpak en afwikkeling verlopen er soepeler omdat het Militair Gezag kan leunen op zijn inmiddels opgedane ervaring.

Brief van Frits Philips

In zijn functie van souschef leest De van der Schueren ook mee met brieven die voor de regering zijn bestemd. Op 12 mei 1945 is er post van een oude bekende uit het Brabantse land. Frits Philips (1905-2005), directielid van de NV Philips, waarschuwt de ministerraad, dan nog in Londen, voor te drastische zuivering van het bedrijfsleven:

“Wij weten uit ervaring hoe moeilijk het is geweest, ook voor 100% vaderlanders, een onderneming te sturen tusschen de klippen, eenerzijds van wegvoering van arbeiders en machines, anderzijds van het aanvaarden van Duitsche orders, welke laatste handeling zoo gemakkelijk uitgelegd kan worden als collaboratie. (…). Wanneer het industrieele apparaat, dat toch reeds zoo gehavend en geschonden is, en wat efficiency betreft zéér achteropgekomen is vergeleken met de Verenigde Staten van Noord-Amerika, door een dergelijke zuivering nog erger achteruit gaat, wordt de toestand hopeloos.”

Bij de top van het Militair Gezag, deels gerekruteerd uit de zakenwereld, bestaat begrip voor deze wensen. De Nederlandse bevolking daarentegen, zeker in het al langer bevrijde zuiden, klaagt steeds vaker over het feit dat hoge heren door het gezag worden gespaard en Jan met de Pet bij de geringste verdenking in een interneringskamp verdwijnt.

Orde van Malta

Niet in alle gevallen ontlopen hoge heren opsluiting, blijkt onder meer uit de persoonlijke brief van jonkheer Rudolf van Grotenhuis (1900-1991), burgemeester van Groesbeek. “Sedert de laatste keer dat ik U ontmoette (Maltezer-ridderdag 1939) is er veel gebeurd”, schrijft hij aan De van der Schueren. Die is ruim voor de oorlog toegetreden tot de Orde van Malta, een organisatie voor leden van katholieke adel. In de jaren dertig komt hij voor de Nederlandse ridderdag trouw over vanuit zijn woonstee in Engeland.
Van Grotenhuis bepleit in de brief het lot van zijn schoonvader Emile van Oppen (1886-1965), die zes maanden te midden van collaborateurs heeft vastgezeten achter het prikkeldraad van kamp Vught. De reden: hij is directeur van een Maastrichtse staalfabriek, waarvan de aandelen voor en tijdens de oorlog in Duitse handen zijn. Ten tijde van de brief heeft Van Oppen huisarrest. Omdat de fabriek schadevrij uit de oorlog is gekomen, kan er volop worden geproduceerd. Van Grotenhuis schrijft:

“Het is daarom dat ik de vrijheid neem – met als basis onze relatie in de Maltezer orde – my tot U te wenden met het verzoek om, in het groote belang van den wederopbouw van de getroffen gebieden van ons Vaderland, Uwe bemiddeling te willen verleenen dat de heer Van Oppen door het Militair Gezag ten spoedigste wederom op zyn fabriek worde teruggeleid.”

Emile van Oppen wordt in februari 1946 buiten vervolging gesteld. Het is niet bekend of De van der Schueren zich voor de zaak heeft ingespannen.
Van Grotenhuis stuurt zijn brief op 18 juni 1945. Aan het begin van die maand is de Nederlandse regering in Den Haag teruggekeerd. Dat heeft vrijwel onmiddellijk gevolgen voor het Militair Gezag, opgericht voor de tijdelijkheid, maar al langer dan gedacht aan het stuur. Kruls deelt op 7 juli 1945 in een vergadering aan zijn staf mee dat de regering zich gaat beraden op de toekomst van de organisatie. Nog geen week later besluit het net aangetreden kabinet Schermerhorn-Drees tot gedeeltelijke ontmanteling. Het duurt dan nog tot 4 maart 1946 voor het hele Militair Gezag is opgedoekt.

 

*De van der Schueren (tweede van rechts) tijdens een receptie ter gelegenheid van de eerste VN-vergadering in Londen. Links naast hem Maan Sassen. Foto uit familiearchief.

Verenigde Naties

Enkele maanden eerder, op 26 oktober, verzamelt zich een talrijk gezelschap in de dierentuin van Den Haag: mannen in keurig kostuum of in militair uniform. Die vrijdag wordt chef-staf Kruls geëerd. Het is een afscheidsbijeenkomst, al zal het meer officiële deel pas op 4 december plaatshebben. Kruls is bevorderd tot luitenant-generaal en chef van de generale staf. Hij maakt zich op voor nieuwe uitdagingen. Die dienen zich in Indië aan.
Bij het eerbetoon mag zijn voorlaatste souschef niet ontbreken. De van der Schueren heeft in augustus 1945, kort na de aangekondigde ontmanteling, afscheid genomen van het Militair Gezag. Hij raakt, inmiddels als generaal-majoor, betrokken bij de oprichting van de Nederlandse Militaire Missie (NMM). Zij vertegenwoordigt de belangen van Nederland en de Nederlanders bij de geallieerde overwinnaars in Berlijn, aanvankelijk vanuit Den Haag, later ter plekke.
Voor deze internationale contacten en het diplomatieke werk houdt De van der Schueren zijn uniform nog even aan. Dat doet hij ook als lid van de delegatie die Nederland vanaf 10 januari 1946 vertegenwoordigt tijdens de eerste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De afvaardiging staat onder leiding van minister van Buitenlandse Zaken Van Kleffens. De van der Schueren behoort met onder meer de econoom en latere Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen (1903-1994) en sociologe Hilda Verwey-Jonker (1908-2004) tot de plaatsvervangende leden. In Westminster, Londen, verzamelen zich gedelegeerden van 51 landen, het never again in hun hart en hoofd. De Britse premier Clemens Attlee (1883-1967) zegt het bondig tijdens de openingssessie: “We must succeed.”

Wie en wat?

In de regering die het Militair Gezag liquideert, is Louis Beel gebleven als minister van Binnenlandse Zaken. Een jaar na de oorlog, in april 1946, benoemt Beel de man die hij eerder nog van advies diende als Provinciaal Militair Commissaris in Noord-Brabant, tot Commissaris van de Koningin in Overijssel. Dan kan het uniform uit. De van der Schueren verhuist met echtgenote en gezin naar Zwolle.
In Overijssel, hebben ze nog nooit van hem gehoord: generaal Kruls heeft steeds een forse schaduw geworpen over zijn secondanten. “Wie is die ridder De van der Schueren? Wat is die ridder De van der Schueren”, zo vertolken de notulen van Provinciale Staten de prangende vragen. Bij zijn vertrek als commissaris in 1964 kennen ze hem natuurlijk wel. Dan klinken in de Staten traditiegetrouw mooie woorden. Het gaat over “een warm hart en een bewogen gemoed”. Over een ridder met historie die zich “in de ure des gevaars onmiddellijk beschikbaar stelt, zijn diensten aan zijn vorstin en vaderland aanbiedt”. Hij wordt bij zijn afscheid benoemd tot Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau.
Wat dat beschikbaar stellen betreft: in 1947 zal Beel, intussen premier, nog eens een beroep doen op De van der Schueren vanwege diens goede contacten met het voormalig verzet, te danken aan zijn “pacificerende” rol als PMC in Brabant. In de naoorlogse jaren sterken de angst voor het communisme en de troepenzendingen naar Indonesië de roep om een nationale reserve voor politie en leger teneinde “het goedwillende deel der natie in staat te stellen individu, gezin, Kerk en democratisch staatsbestel te verdedigen”. Hierin speelt onder meer de voormalige Ordedienst een rol.  De van der Schueren stelt Beel niet teleur en wordt voorzitter van het Nationaal Instituut Steun Wettig Gezag. Dat zal gedurende tien jaar een weinig succesvol bestaan kennen. Linkse partijen zien er van begin af aan weinig in.
Na zijn pensionering als Commissaris van de Koningin stapelen de bestuursfuncties zich op: bij de universiteit in Nijmegen, bij de Orde van Malta, de Heidemaatschappij, de Raad voor de Waterstaat en elders. Jan ridder De van der Schueren overlijdt op 5 augustus 1990, 91 jaar oud.

Met dank aan Marian, Jan Baptist en Michiel De van der Schueren en aan Cas de Quay, die toegang verschafte tot het besloten archief van de latere premier Jan de Quay en – als chef de bureau van de organisatie – tot het archief van de Orde van Malta.

Dit is een van de 28 verhalen uit de bundel ‘Het andere verhaal’. Dat boek verscheen in mei 2025 als herinnering aan tachtig jaar vrijheid en ter gelegenheid van het afscheid van Arnoud-Jan Bijsterveld als bijzonder hoogleraar Cultuur in Brabant aan Tilburg University. Bijsterveld was initiatiefnemer en eindredacteur van ‘Het andere verhaal’.

 

Bronnen

Archieven
NL-HaNA

  • Toegang 2.13.25, Militair Gezag, inv.nrs. 40, 86, 88, 436, 724, 876, 1106, 1294, 1320.
  • Toegang 2.13.71, Ministerie van Defensie te Londen, inv.nrs. 192 en 243.

NL-HtBHIC

  • Toegang 127, Militair Gezag, inv.nr. 1-313, Provinciale Militaire Commissaris in Noord-Brabant en opvolger.
  • Toegang 333, Jan E. de Quay en familie, 1656 – 1987, inv.nr. 1338, Memorandum J. Ridder de Van der Schueren over zijn stellingname om als Minister van Oorlog aan Kabinet Gerbrandy niet deel te nemen, 1945.

Utrecht, Archief Orde van Malta

Literatuur
Baas, Peter; Wertheim-Cahen, Truus en Bijsterveld, Arnoud-Jan: En de naaste als jezelf, Harry Holla (Den Bosch, 2022)
Belinfante, A.D: In plaats van Bijltjesdag (Assen, 1978)
Brouwers, Piet; Tabak, Lambert: Werken in Vrijheid (Eindhoven, 1969)
Fasseur, Cees: Wilhelmina, krijgshaftig in een vormeloze jas (Amsterdam, 2001)
Gerritsen, J.C. ‘Tonny’: Dagboek van een sabotagecommandant (Eindhoven 1945/2024)
Giebels, Lambert J: Beel, van vazal tot onderkoning (Den Haag, 1995)
Groen, Koos: Er heerst orde en rust (Nijmegen/Brugge 1979)
Jong, dr. L. de: Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, diverse delen (‘s-Gravenhage/Amsterdam 1969-1994)
Hoogenboezem, Jaap: H.J. Kruls, een politieke generaal (Maastricht, 2010)
Liempt, Ad van: Na de bevrijding (Amsterdam, 2014)
Lidth de Jeude, O.C.A. van: Londense dagboeken (Den Haag, 2001)
Kruls, H.J: Generaal in Nederland (Bussum, 1975)
Meihuizen, Joggli: Noodzakelijk Kwaad (Amsterdam, 2003)
Meulen, Dik van der: Bernhards oorlog (Amsterdam, 2022)
Militair Gezag, afwikkelingsbureau: Overzicht der werkzaamheden van het Militair Gezag (Den Haag, 1947)
Militair Gezag: Waarom het zoo langzaam gaat (brochure, 1945)
Militair Gezag: Hoe zit dat? (brochure 1945)
Oudheusden, J.L.G. van en Verboom J.A.M: Herstel- en Vernieuwingsbeweging in het bevrijde Zuiden (Tilburg, 1977)
Oudheusden, Jan A. en Termeer, Henk ea: Tussen vrijheid en vrede, het bevrijde zuiden (Zwolle, 1994)
Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940 – 1945, delen 5a, 5b, 5c (1950, Den Haag)
Romijn, Peter: Snel, streng en rechtvaardig (Amsterdam, 1989)
Schoonoord, D.C.L: Het ‘Circus Kruls’, Militair Gezag in Nederland 1944-1946 (Amsterdam, 2011)
Termeer, Henk: Het geweten der natie (Assen, 1994)
Zee, Henri van der: In ballingschap, de Nederlandse kolonie in Engeland 1940-1945 (Amsterdam, 2005)

Artikelen
Bogaarts, M.D: Het wettig gezag gesteund? (Katholieke Universiteit Nijmegen, 1981)
Boissevain, D: Diplomaten in uniform (Militaire Spectator, 2010, nummer 5)
Jansen, Corjo: Militair Gezag en Rechtsherstel 1944-1945 (Nederland Juristenblad, 6-5-2022)
Ons Leger, Algemeen orgaan voor de Nederlandsche Krijgsmacht: Gedenknummer Militair Gezag (1946)
Oudheusden van, Jan: Het bevrijde zuiden onder Militair Gezag 1944-1945 (Brabants Erfgoed, 2019)
Schoonoord, D.C.L: Circus Kruls, Militair Gezag in Nederland 1944-1946 (Militaire Spectator, 2010, nummer 5)

Kranten
via Delpher

 

Websites onder meer:
https://www.oorlogsbronnen.nl/bronnen?term=Militair%20Gezag

https://www.oorlogsbronnen.nl/provincie/noord-brabant

https://eindhoven4044.nl/4/bezetting_eindhoven_1944.html

https://www.eindhoven4044.nl/50/bevrijding1944.html

https://media.un.org/avlibrary/photo/en/decades/1940s?page=10

Het verhaal De ridder, het Militair Gezag en de republiek Brabant is ook terug te lezen op de website Brabants Erfgoed/Brabant Herinnert.