Kamp Liebau was vergeleken met Auschwitz-Birkenau een hemel, zo getuigde een van de Nederlandse vrouwen die op beide plekken gevangen zat. Maar het was wel een hemel waar je gras moest eten om te overleven.

Door Twan van den Brand

Liebau
* Anita Roos (foto Joods Monument).

De 19-jarige Anita Roos had voor haar vertrek uit Auschwitz-Birkenau van de kampbewaaksters te horen gekregen dat ze een geluksvogel was. En zij niet alleen. Dat gold ook voor de anderen die door de selectie van kamparts Josef Mengele waren gekomen. Zij mochten voor de Führer gaan werken.
Tot de paar honderd gelukkigen behoorden 52 Joodse vrouwen uit Nederland. Zij werden naar een doucheruimte gedreven en kregen andere kleren, vast en zeker die van vergaste gevangenen. Er viel niets te kiezen, maat naar willekeur. Over de schoenen van Anita Roos zou het nog vaak gaan; schoenen met vier centimeter hoge hakken, minstens een maat te klein.
Op 26 oktober 1944 klommen de vrouwen, allen Joods, in de gereedstaande goederenwagons. Het werd een reis van stilstaan en weer verder, tot de trein na honderden kilometers zijn eindstation in Neder-Silezië had bereikt. Het lag bij een dorp met zo’n vijfduizend zielen dat Liebau (*) heette, het tegenwoordig Poolse Lubawka, slechts luttele kilometers van de Tsjechoslowaaks grens.
Toen de deuren open schoven en Duitse militairen de vrouwen naar buiten snauwden, voelde Roos zich inderdaad een geluksvogel, voor even. In de verte lag een berg die op een ansichtkaart niet zou misstaan. Ze schreef later: “Wat groen te zien deed me ongelooflijk veel. In Birkenau groeide niets, geen bomen, helemaal niets. Ik had altijd het gevoel dat de Duitsers alles probeerden te vernietigen, niet alleen mensen, maar alles wat leefde en groeide op deze aarde.”
Over dat groen kon ze zich nog een weinig langer verbazen. De vrouwen moesten zo’n twee kilometer lopen naar het nieuwe kamp, het Frauen Arbeitslager Liebau (FAL).

Anne Frank

Liebau
* Anne Frank (Wikipedia).

Anita Roos was in Duitsland geboren, in Wuppertal. Ze verhuisde in 1933, enkele maanden nadat Adolf Hitler de macht had overgenomen, met haar ouders, broer en oma naar Tilburg. Het hele gezin dook in de oorlog onder en wist zich anderhalf jaar schuil te houden. Het werd na verraad in augustus 1944 door de Duitsers meegenomen. Alle vijf de gezinsleden gingen op 3 september met de laatste trein van Westerbork naar Auschwitz. Alleen Anita zou de oorlog overleven.
Vrijwel alle Nederlandse vrouwen die uiteindelijk in Liebau belandden, hadden eerder in die laatste trein naar Auschwitz gezeten, het transport dat vooral bekendheid kreeg door de aanwezigheid van Anne Frank en haar naasten. Een groot deel van de ruim duizend mannen, vrouwen en kinderen verdween na aankomst in de gaskamers. Anita Roos niet, anderen niet, Anne en de haren evenmin. Waarom zij en haar zus Margot Frank dan niet naar Neder-Silezië werden gedirigeerd?
In Auschwitz-Birkenau volgden steeds weer nieuwe selecties. Eind oktober stond kamparts Mengele klaar om – naar het dus heette – de gelukkigen voor Liebau uit te zoeken. Anne Frank tobde met haar gezondheid, zo getuigden verschillende medegevangenen later. Minder eenstemmig waren ze over de vraag of Anne en Margot nog in het Krätzeblock, de barak voor schurftlijders, verbleven of door Mengele te zwak werden bevonden voor een werkkamp. Op 1 november zouden de zussen alsnog op transport gaan naar Bergen-Belsen, waar zij het leven lieten. Moeder Edith moest achterblijven. Zij overleed in Birkenau.

Zwangerschap

Liebau
* Bertha Zilverberg (collectie Brent Richheimer).

Wie er behalve Anita Roos in Liebau wel uit de trein klommen? Judith Gosler-Stad bijvoorbeeld: 28 jaar, maar al weduwe. Haar echtgenoot Hartog was in 1941 bij een razzia in hun woonplaats Amsterdam meegenomen en nog datzelfde jaar in concentratiekamp Mauthausen vermoord. De in Veenendaal ondergedoken Judith werd begin 1944 met haar dochtertje opgepakt. Bij aankomst in Auschwitz verdween Estella, net vier jaar geworden, meteen naar de gaskamer.
De 23-jarige Roosje de Liema-Van Gelder maakte eveneens deel uit van het transport. De Haagse was met haar echtgenoot Sal ondergedoken. Op 5 augustus 1944 vielen ze alsnog in handen van de Gestapo. Sal de Liema bleef in Auschwitz achter. Hij overleefde. De reeds eerder afgevoerde ouders, twee zussen en de broer van Roosje keerden nooit meer terug.
Ook Bertha Zilverberg liet zich daar in Liebau uit de wagon zakken. Zij werkte in een Joods rusthuis in Oss. De 30-jarige verzorgster werd op 4 augustus 1944 – de dag waarop ook de familie Frank in handen van de Duitsers viel – met achttien anderen opgepakt. Het betrof de oudjes van het rusthuis en een groot Joods gezin. De achttien mannen, vrouwen en kinderen werden bij aankomst in Auschwitz op 6 september onmiddellijk vermoord. Bertha bleef als enige achter.
En dan was er ook nog Lena Hagenaar-Emden (35). Zij slaagde erin om ondanks een beginnende zwangerschap door de selectie voor het werkkamp te komen. Haar man Emanuel, die eveneens op transport was gegaan, bezweek tijdens de dodenmars vanuit Auschwitz-Blechhammer.
Lena werd in maart 1945 van Liebau naar het Saksische Zittau getransporteerd, waar de Duitsers op de zolderverdieping van een kazernegebouw een centrale kraamafdeling hadden ingericht. De maand daarop beviel ze van zoontje Eduard. Met hem keerde Lena na de oorlog terug naar haar twee oudere kinderen die de onderduik in Nederland hadden overleefd.

Een hemel

De vrouwen die in Liebau terechtkwamen, hadden zeven weken in Birkenau doorgebracht, waarin ze zinloze slavenarbeid moesten verrichten. Ze sjouwden stenen van de ene naar de andere kant. Al in Westerbork waren er eerste vriendschappen ontstaan, kongsi’s gesmeed die de overlevingskansen bevorderden, een lotsverbondenheid die nooit meer zou verdwijnen.
Toen ze in Liebau arriveerden, verbleven daar tweehonderd Hongaarse Jodinnen. Die kregen gezelschap van evenzoveel landgenotes, van de 51 Nederlandsen en van tientallen vrouwen uit België, Frankrijk en Polen. De gemiddelde leeftijd was 20,5 jaar. “We leefden nog en we hadden de meest verwoestende, onmenselijke plaats ter wereld achter ons gelaten. Geen douches meer, geen gaskamers, geen rokende schoorstenen en niet meer die geur van brandende mensenlichamen”, aldus Anita Roos.

 

 

De 23-jarige Ronnie van Cleef, een verzetsvrouw uit Amersfoort, vond Liebau “een hemel in vergelijking met Auschwitz. Hoewel we er ook dagen en nachten op appel stonden, gestraft werden en maar heel matig te eten kregen. Op het laatst zelfs niets meer. Toen hebben we gras gegeten. En op stukjes hout gesabbeld om maar wat in onze mond te hebben”.
Tien vrouwen, onder wie twee Nederlandse, zouden Liebau niet overleven. Hun dood was te wijten aan ondervoeding, uitputting of gebrek aan medische verzorging. Hadasse Abram-Van Praag (37) overleed enkele weken na aankomst. De negen jaar jongere Tetta Cohen stierf in maart 1945. Zij leed aan longtuberculose.

Sneeuwkettingen

Liebau Nordland
* Reclameposter uit 1938/1939.

Toen de vrouwen eind oktober in Liebau arriveerden, waren vrijwel geheel Frankrijk en België – dat nog wel een Duits Ardennenoffensief over zich heen zou krijgen – bevrijd. Dat gold ook voor het zuidelijk deel van Nederland. De Russen stonden in Polen. Nazi-Duitsland verloor elke dag terrein, maar weigerde te capituleren. Om de oorlogsmachine draaiende te houden, waren nieuwe werkkampen opgericht in de buurt van fabrieken.
Liebau, een satelliet van concentratiekamp Gross-Rosen, lag in de directe omgeving van drie fabrieken, waaronder die van Nordland GmbH. Daar werden alle Nederlandse vrouwen aan het werk gezet om sneeuwkettingen te maken voor Duitse legervoertuigen. Dat ging zes dagen per week dag en nacht door, in ploegendiensten van twaalf uur. De gevangenen probeerden zo veel als mogelijk te vertragen en te saboteren.
Het werk werd nog zwaarder toen ze vanaf maart 1945 een eind van het kamp vandaan een landingsbaan voor vliegtuigen moesten aanleggen, met schoppen en blote handen als werktuigen. “Schachten (graven – red). 16 km per dag lopen. Steile berg. 160 gram brood per dag + 1½ liter water met een stukje aardappel. Opstaan half 5. Half zes appèl. Aan- en uitkleedpartij. 6 uur weg. Half 8 thuis”, noteerde de toen 30-jarige Lenie de Jong-van Naarden op 5 april 1945 in haar dagboek. De Amsterdamse was acht maanden eerder, na verraad, met echtgenoot Philip bij hun onderduikadres op het Friese platteland ingerekend.
Voor de vrouwen was het overleven, lopen en werken in de vrieskou. Het groen van Liebau, bij aankomst met enthousiasme beschreven door Anita Roos, werd al gauw wit. De winter van 1944-1945 bleek een hels koude.
Vanaf december deelden de Nederlandse vrouwen de stapelbedden van de grote, houten, door een kachel enigszins verwarmde Stube 8. Ze probeerden de moed erin te houden met voordrachten, een musical en operette, aldus Ronnie van Cleef. De bewaaksters mochten er niets van meekrijgen.

SS-vrouwen

Bij sneeuwkettingenfabriek Nordland werkten, in het kader van de Arbeitseinsatz, drie jonge Nederlanders. Zij deelden met enkele Franse lotgenoten een woning in het dorp en beschikten daarmee over enige vrijheid en contacten met de buitenwereld. Een van hen, Delftenaar Bert van Laren, een jonge twintiger, legde zijn herinneringen vast aan de “vrouwen en meisjes die aan de gaskamers zijn ontkomen”. Het NIOD bewaarde zijn verslag. Hij noteerde: “Overdag zagen wij het onmenselijke optreden van de SS-bewaaksters tegen de Joodse gevangenen in de fabriek, waar wij niet mee mochten praten”.
Het sadisme van het – louter vrouwelijke – bewakingspersoneel nam toe nadat in februari 1945 Lagerführerin Charlotte Kraft werd vervangen door Emma Kowa. De nieuwe hoofdbewaakster, nog geen dertig, droeg volgens Ronnie van Cleef altijd een paar handgranaten aan de gordel. Anderen zagen haar enthousiast met zweep of knuppel in de weer. Kowa was eerder in Ravensbrück en andere kampen actief. Daar, zo gingen de verhalen, liep ze rond met een hond aan haar zijde die ze Mensch noemde. De Joodse gevangenen sprak ze aan met Hunde.
Kowa zou na de oorlog twintig jaar gevangenisstraf krijgen, maar daarvan slechts een deel uitzitten.

Rode Leger

* Deel van het verslag van Bert van Laren.

Het mocht dan verboden zijn, de mannen van de Arbeitseinsatz zochten toch contact. Dat ging ook door toen de vrouwen met het vliegveld bezig waren en, verzwakt als ze waren, dagelijks kilometers op en neer marcheerden. Nadat de lente zich voorzichtig had aangediend en Liebau het groen teruggaf, wisten Van Laren en de zijnen de Nederlandse gevangenen hoop mee te geven met boodschappen over de zelfmoord van Hitler en de bevrijding van het vaderland. Enkele dagen later, op 8 mei 1945, de dag waarop nazi-Duitsland capituleerde, gingen ook de poorten van Frauen Arbeitslager Liebau open.
De Duitse kampbewaking was op het laatste moment vertrokken. Onder de Nederlandse vrouwen ging eerder nog het gerucht dat Lagerführerin Kowa en de haren geen enkele gevangene als getuige wilden achterlaten. Het bleek vals alarm.
Korte tijd later zou het Rode Leger opduiken. De Russische commandant gaf de bevrijde vrouwen het advies voorlopig op het kampterrein bij elkaar te blijven. Vooral ook omdat hij zijn troepen maar moeilijk in bedwang kon houden. Ze waren al lang van huis, luidde het excuus. De Russische bevrijders hadden zich al op meerdere plaatsen schuldig gemaakt aan verkrachting.
Delftenaar Bert van Laren besloot al gauw met vijf makkers de thuisreis te aanvaarden. Om te beginnen met de voetenwagen. Ze namen ieder  een van de bevrijde vrouwen op sleeptouw: Roosje de Liema-Van Gelder en vijf van haar kampvriendinnen waren de gelukkigen. De groep keerde door Duitsland, via Leipzig terug, onderweg elk beschikbaar transportmiddel benuttend. Eind juni arriveerden ze weer in Nederland.
Verschillende andere groepen, met onder anderen Anita Roos, Judith Gosler-Stad en Bertha Zilverberg, kozen de route via Praag. Ze kwamen lopend, meerijdend met militaire konvooien of treinend, half juni weer thuis. Een thuis dat voor velen in meerdere opzichten – fysiek en emotioneel – schrijnend leeg bleek.

(*) Niet ter verwarren met de Letse stad Liepāja, in het Duits Libau genoemd, waar de Duitsers na de bezetting in juni 1941 Joodse inwoners massaal executeerden.

 

Na de bevrijding

Verschillende vrouwen van Liebau bleven na de bevrijding naar elkaar omzien. Dat gold bijvoorbeeld voor Anita Roos en Roosje de Liema-van Gelder, na de oorlog geëmigreerd naar respectievelijk Canada en de Verenigde Staten en hun kampvriendinnen, onder wie Lenie de Jong-van Naarden en Bloeme Evers-Emden. Die laatste zou als ontwikkelingspsychologe onderzoek doen naar onderduikers en onderduikkinderen. Ook Bertha Zilverberg, Judith Gosler-Stad en de Amsterdamse Sophia van Moppes kwamen geregeld bijeen. Gevoed door de ellende, zo vertelde een nabestaande, spraken ze in hun onderonsjes een eigen taal, die voor derden niet te volgen was.

Zie ook:
Eran Mor, Woman’s Labour Camp (FAL) Liebau, 2023
https://marian.gabrowski.eu/pdf/Eran_Mor_Camp_Liebau.pdf
Andrea Rudorff, Frauen in den Aussenlagern des Konzentrationslagers Gross-Rosen, Metropol, 2014.
Bas von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis, Querido, 2020/2023.
Inge, Rolf en Nico Kamp, De laatste trein naar Auschwitz, Van Praag 2013.
Bloeme Evers-Emden, Als een pluisje in de wind, Van Praag, 2012.
Philip en Lenie de Jong, Retour Auschwitz, Walburg Pers 2006.
Ronnie Goldstein-Van Cleef en Saar Roelofs, Nog altijd, Ten Have, 2005.
Anita Mayer-Roos, Als ik Hitler maar kan overleven, Heuff

 

 

Een kortere versie van dit verhaal stond in het april/mei-nummer (2025) van Geschiedenis Magazine.
Klik op de pagina’s voor een leesbaar formaat.
Zie ook mijn blog als inleiding op de publicatie in het het magazine.

Liebau 1 Liebau 2

En/of lees hier bij de Taal van Twan het hele verhaal van een van de vrouwen van Liebau: Bertha en de 18 doden.