“Ik schrok toen plots bleek dat we een land hadden veroverd”, zegt een van de coupplegers. Terugblik op de militaire staatsgreep in Suriname en vooral op de Nederlandse rol daarin.

Door Twan van den Brand/© 2005

 

In de bibliotheek van het ministerie van Buitenlandse Zaken te Den Haag staan twee rapporten, flets van kleur. Het blauw en het geel moeten in 1984 nog helder zijn geweest, maar blijken al evenzeer vervaagd als de inhoud van de beide stukken, inclusief de bijlages enkele honderden pagina’s dik.
De rapporten vormen de weerslag van een onderzoek dat een commissie van wijze mannen in 1983 en ’84 heeft gedaan naar de Nederlandse betrokkenheid bij de staatsgreep enkele jaren eerder in Suriname. In de nacht van zondag 24 op maandag 25 februari 1980 pleegden zestien sergeants onder bevel van Desi Delano Bouterse aldaar een coup.

Arbitraire rol
Hoewel de vergeelde documenten in de bibliotheek van Buitenlandse Zaken allesbehalve volledig zijn, reiken ze voldoende gegevens aan voor de conclusie dat Nederland een arbitraire rol heeft gespeeld voor, tijdens en na de turbulente gebeurtenissen in de voormalige kolonie.
In vervlogen jaren zijn door diverse betrokkenen trouwens ondersteunende getuigenissen afgelegd. Ze wijzen zonder uitzondering op de regisserende kwaliteiten van de kolonel der grenadiers Hans Valk, in die dagen Nederlands hoogste militair te Paramaribo en met regelmaat een hoffelijk gastheer voor de rebelse onderofficieren.

Kolonel Valk en debat
*De ministers Van den Broek (Buitenlandse Zaken, rechts) en De Ruiter (Defensie) tijdens het Kamerdebat over een onderzoek naar de rol van kolonel Hans Valk in 1983 (Foto Rob Croes/Anefo).

Genoemde commissie van wijzen – door de regering ingesteld na onthullende publicaties begin jaren ’80 in het weekblad Vrij Nederland – constateert onder meer dat Valk “voedsel heeft gegeven aan de bestaande onvrede van de onderofficieren”’. Hij heeft de coupplegers “gestijfd in hun opstandige optreden” en ze “morele steun gegeven”.
De rapportage leunt vooral op verhalen van Nederlandse getuigen, onder wie Valk zelf, en gevluchte Surinamers. Aangezien ten tijde van het onderzoek de Decembermoorden al waren geschied (8 december ’82) en de regering in Den Haag zich vol walging had afgekeerd van de eerder nog geprezen Bouterse c.s, lieten de coupplegers zich niet porren voor een onthullende getuigenis tegenover de onderzoekscommissie.
Nu, zoveel jaren later, wil tenminste een couppleger wel in zijn herinnering graven. Het is John Hardjoprajitno, oud-sergeant en een maand of tien ook minister van cultuur, jeugd, sport en – hoe revolutionair – volksmobilisatie. Hij komt verderop aan het woord.

Kolonel Hans Valk en VN
*Vrij Nederland publiceerde begin jaren tachtig een reeks artikelen over kolonel Valk.

Kritische Jan Pronk
Eerst nog een blik op de hoogst interessante reactie van de Nederlandse politiek direct na de coup in de dan vijf jaar soevereine ‘West’.
“Terughoudendheid is gepast.” Dat zegt VVD’er Chris van der Klaauw, in 1980 minister van Buitenlandse Zaken in het eerste kabinet van CDA-premier Dries van Agt. Waar militaire revoltes elders steevast op een veroordeling kunnen rekenen, volgt er dit keer een uiterst gematigde respons. De regering besluit ook niet tot het opschorten van de ontwikkelingshulp.
Meest kritisch nog is Kamerlid Jan Pronk van oppositiepartij PvdA. Hij spreekt de vrees uit dat de ene coup de kiem van de volgende in zich draagt. Maar Pronk heeft in het parlement en ook binnen zijn eigen partij rekening te houden met andersdenkenden.

Bezoek van Bram Peper
Enkele maanden na de staatsgreep brengt tweede vicevoorzitter Bram Peper van de PvdA een bezoek aan Suriname. In een 34 pagina’s tellend reisverslag, dat is terug te vinden in de archieven die wijlen Joop den Uyl ons heeft nagelaten, meldt hij: “In principe sta ik positief t.o.v. de staatsgreep.” En dat geldt, hoewel niet iedereen het zo helder formuleert, voor vele leden van parlement en regering.
Wel is er de morele worsteling, want een militaire junta complimenteren behoort niet tot de gekende rituelen in het Haagse. Deze ongemakkelijke strijd laat zich in de archieven nalezen. Wie een duik neemt, botst op herschreven geheime rapporten, op ambtenaren die hun ministers onvolledig inlichten, bewindslieden die Kamerleden misleiden en op tal van elkaar tegensprekende verklaringen.

Moedeloosheid troef
De gebeurtenissen die voor zoveel commotie zorgden kunnen het best tegemoet worden getreden aan de hand van eerdergenoemde Peper, die bondig schetst: “Het jaar 1979 is er een van escalatie. In algemene zin heeft moedeloosheid zich van bijna iedereen meester gemaakt. Het beleid – if any – is aan alle kanten vastgelopen, uitzicht op verandering en verbetering is volledig weggevallen.”

*Minister Van der Klaauw (Foto Hans van Dijk/Anefo).

Niet alleen het volk is ontevreden, dat geldt ook voor een groot deel van de krijgsmacht, in totaal zo’n zeshonderd militairen sterk. Zeker de onderofficieren, deels nog opgeleid aan de Koninklijke Militaire School in Weert, voelen zich niet serieus genomen. Ze beschouwen legerleider Elstak als een operettefiguur. Het betreft een botsing van culturen. De sergeanten willen hun ervaringen in het moderne Nederlandse leger in Suriname vertalen.
Om hun belangen te behartigen richten ze de Bond voor Militair Kader (Bomika) op. De oude Elstak vindt dat maar niks. En hij krijgt steun van Henck Arron, de premier die van affaire naar schandaal hobbelt en het leger “de padvinderij” noemt.

Demonstratie als opmaat
In januari 1979 wordt de onvrede onder militairen voor het eerst op straat zichtbaar. Voor het parlementsgebouw vindt dan een sitdowndemonstratie plaats van de onderofficieren. Het is de opmaat voor meer acties, die uiteindelijk uitmonden in de coup van 25 februari 1980.
In de maanden voor die datum sterken op straat de geruchten over een revolte aan. Maar omdat de vertelcultuur in Suriname een oude is, verwacht geen mens dat er ook daadwerkelijk zoiets als een staatsgreep te gebeuren staat. Bevelhebber Elstak denkt slechts van doen te hebben met enkele vakbondslieden die er genoegen in scheppen regelmatig de orde te verstoren. De latere coupplegers, die zich op de achtergrond organiseren, waarderen de acties. Het zijn prettige afleidingsmanoeuvres, zegt Bouterse later.

Modepop Elstak
John Hardjoprajitno zit in die dagen in het schaduwbestuur van de vakbond Bomika. “Het is niet zo dat de coup uit de lucht is komen vallen. We zijn er mee bezig geweest sinds de sitdownactie. Ik was goed bevriend met Roy Horb (met Bouterse commandant bij de latere coup – red.). En die kwam op een gegeven moment naar me toe met de vraag: John, als ik je vraag voor hardere acties, wat zeg je dan. Ik zei: dan doe ik mee. We voelden ons door de legerleiding niet serieus genomen. Elstak was een modepop. Hij keek niet om naar de manschappen, maar had het er druk mee om elke dag een ander uniform aan te trekken. Als onderofficieren wilden we iemand die meer tijd voor het leger had. Zo simpel was het. Echt, ik had helemaal niet het idee dat we een heel land over gingen nemen.”

Kolonel Hans Valk en Esltak
*Bevelhebber Elstak (in licht kostuum en met snor) op Schiphol (Foto Rob Mieremet/Anefo).

De woorden van Hardjoprajitno sluiten aan bij enkele (inlichtingen)rapporten die later in Nederland worden opgesteld en die beweren dat het er bij de staatsgreep vooral om te doen is geweest de legerleiding te onttronen. Maar premier Arron duikt na de eerste schotenwisseling schielijk weg en de coupplegers, die zich meer door het gevoel dan door de ratio laten leiden, krijgen het land cadeau. “Ik schrok”, zegt Hardjoprajitno, “toen plots bleek dat we het land hadden veroverd. Wat moesten we doen?”

Een vlot wijf
In de maanden voor de coup gaan de rebelse sergeants regelmatig langs bij Hans Valk, die met zijn officieren van de Nederlandse Militaire Missie – relikwie van de kolonisatie – als adviseur van de Surinaamse krijgsmacht fungeert. Sergeant-majoor Bouterse en de zijnen hebben groot respect voor deze kolonel, een verklaard tegenspeler van bevelhebber Elstak.
Valk uit zijn ongenoegen openlijk: “Ze denken hier dat je commandant bent als je een wit pak hebt en een Mercedes onder je kont, een vlot wijf en een mooi huis, maar zo is het niet.”
Net als de sergeants komen ook enkele ontevreden officieren bij Valk thuis over de vloer. Luitenant Roy Bottse vertelt in 1983 in een interview met Avro’s Televizier: “Valk zei dat ik de aangewezen persoon was om de macht over te nemen.”
De Nederlandse kolonel der grenadiers meldt in een notitie aan ambassadeur Max Vegelin van Claerbergen: “Ik heb Bottse meerdere malen gezegd dat als zij niets deden dat dan ongetwijfeld de onderofficieren in actie zouden komen tot schande van het officierskorps.”

*Bij de onafhankelijkheid van Suriname: premier Arron, prinses Beatrix en president Ferrier (vlnr) (Foto Bert Verhoeff/Anefo).

SS-toestanden
Valk erkent later de contacten met beide groepen militairen. Hij wil, zegt hij, met zijn bemoeienis een matigende invloed uitoefenen. De kolonel proeft de onvrede, maar zegt van coupplannen geen weet te hebben. Als hij medio februari in Paramaribo terugkeert van een vakantie in Zuid-Afrika, rijdt Valk langs het zogenoemde Fort Bomika, waar de sergeants hun hoofdkwartier hebben en wordt dan aangesproken door verbitterde manschappen. Zijn volgende, weinig diplomatieke, woorden zijn op band vastgelegd:
“Moet je dan godverdomme ten eeuwige dagen blijven zeggen: wat de commandant doet is welgedaan. Dan krijg je toch SS-toestanden, Befehl ist Befehl, en we hebben toch in Neurenberg geleerd dat dat niet moet.”

‘Men wil adviezen’
Nadat twee weken later de staatsgreep is uitgevoerd – overigens niet nadat enkele eerdere pogingen zo snel mislukken dat het geen mens duidelijk wordt dat er een samenzwering op til is – krijgt Valk van de coupplegers een verzoek om langs te komen. Hoewel de Nederlandse regering officieel het standpunt heeft ingenomen vooralsnog alleen contact te onderhouden met de aangebleven president Johan Ferrier, krijgt de kolonel toestemming voor een gesprek met de nieuwe junta. Hij dient zich te beperken tot verkondiging van de Nederlandse eis dat alle democratische waarden worden gerespecteerd. Maar, in het verslag dat hij later uitbrengt, meldt Valk zelf: “Men wilde adviezen van mij over opbouw en organisatie van een nieuw en beter Surinaams leger.”

Kolonel Valk en Bouterse
*Desi Bouterse.

Hij geeft niet alleen advies, hij zegt ook dat de coupplegers er het best voor kunnen zorgen dat premier Arron zijn ontslag aanbiedt bij president Ferrier om die vervolgens te verzoeken een “ingefluisterde” formateur voor een nieuw kabinet aan te wijzen. “De heren waren het hier geheel mee eens”, aldus Valk.

Ambtenaren: jaren pauze
Ook in de maanden na de coup blijven de contacten, zeker die tussen Valk en Bouterse, innig. En de Nederlandse kolonel verzwijgt niet al zijn activiteiten voor zijn superieuren, zoals hij dat ook voor de machtsgreep niet deed. Maar op de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken in Den Haag genieten de ambtenaren van een jarenlange pauze, zo constateert ook de commissie van wijzen in haar blauwe en gele rapport.
In juni 1980 wordt Valk overgeplaatst, naar het NAVO-hoofdkwartier in Brussel, waar hij enkele jaren later met zijn pensioen uit beeld verdwijnt. De Surinaamse minister Andre Haakmat is bij de afscheidsreceptie in Paramaribo en hoort daar Desi Bouterse in zijn toespraak tot de kolonel zeggen: “Zonder U zou de staatsgreep niet hebben plaatsgevonden”.

Dit verhaal verscheen in februari 2005 onder meer in het Brabants Dagblad.

 

De coup in dagen

De militaire coup van 25 februari 1980 kende een lang voorspel, dat begon met een stakingsactie van onderofficieren in januari ’79. In de laatste maanden voor de staatsgreep kwamen de ontwikkelingen in een stroomversnelling.

***25 januari 1980: Enkele bestuursleden van de Bond voor Militair Kader (Bomika) sturen een brief aan premier Arron, waarin ze het vertrek eisen van legerleider Elstak.
***30 januari: De onderofficieren wordt de toegang ontzegd tot de Memre Boekoe Kazerne in Paramaribo. Zij gaan het kampement toch binnen, maar moeten onder dreiging weer vertrekken. Diezelfde dag worden drie bestuursleden van de Bomika gearresteerd.
***20 februari: De arrestanten Sital, Neede en Abrahams verschijnen voor de krijgsraad. Ze horen tien maanden gevangenisstraf en ontslag uit militaire dienst tegen zich eisen. Op 26 februari zal de uitspraak zijn.
***De nacht van zondag 24 op maandag 25 februari: De Groep van Zestien onder leiding van sergeant-majoor Desi Bouterse verovert de marinebasis en de Memre Boekoe Kazerne zonder moeite. Ze krijgt meteen de steun van bijna 150 militairen, een kwart van het leger. De tevoren afgesproken doelen, de gebouwen van de politie en de militaire politie, worden in brand geschoten, de legerleiding opgepakt.
Premier Arron duikt onder. President Ferrier blijft in functie. In de ochtenduren is duidelijk dat de militairen het land in handen hebben. Bij de staatsgreep zijn vijf doden gevallen. De bevolking, de corrupte regering-Arron beu, reageert aanvankelijk enthousiast. Een Nationale Militaire Raad (NMR), onder leiding van Bomika-voorzitter Sital en met onder anderen Bouterse in de gelederen, vormt het landsbestuur.
***15 maart: De nieuwe burgerregering van premier Henk Chin a Sen treedt aan. De militairen blijven waakzaam.

 

In 2021 zijn er nog steeds vragen over de rol van Nederland bij de coup in Suriname. Lees hier meer.