“Nerveus”, vraagt de verslaggever van het Algemeen Handelsblad voor Nederlands-Indië die dinsdag de 23e november 1926. “Om den drommel niet”, antwoordt kapitein Becking. “Maar we zouden zo verd… graag die kerels eens te pakken nemen. We zouden d’r op willen slaan en schieten, maar ze zijn watervlug.”
De troepen van het Koninklijke Nederlands Indisch Leger (KNIL) patrouilleren al bijna twee weken in de regio Bantam. Ze zijn moe, aldus hun commandant. “Gelukkig schieten de rebellen uiterst slecht.”
Zo begint mijn verhaal in het augustusnummer van magazine G-Geschiedenis over Laurens Theodoor Becking, die erop uit is gestuurd om de communistische rebellie in Bantam neer te slaan.
Zijn leven wordt gekleurd door de Nederlandse koloniale geschiedenis. De kapitein bouwt concentratiekamp Boven-Digoel in Nieuw-Guinea, hij leidt voor een handelshuis goudexpedities en bekleedt even een leidende functie bij de Indische NSB. Als gevolg daarvan volgt de epiloog achter prikkeldraad in die andere kolonie, Suriname.
In zijn boek Vijftien jaar Boven-Digoel noteert Chalid Salim, journalist én een van de gevangenen: “De lange en grijze militair staarde – zoals hij later vaak vertelde – een hele tijd naar deze lugubere rimboe. Moest hij nu dáár het door het Nederlandse gouvernement gewenste deportatieoord bouwen? Was dit – uit humaan oogpunt – wel toelaatbaar, óók voor hem als militair?”
G-Geschiedenis ligt inmiddels in de winkelschappen (en bij abonnees in de bus).
Meer weten over Beckings einde? Kijk hier maar eens.
En hier ga je naar de website van G-Geschiedenis.