In het zomernummer van Geschiedenis Magazine – sinds 7 juli in de kiosk – mijn verhaal over Frans Hoogers (1895-1989), voormalig sigarenmaker, vakbondsman en zeventien jaar lang wethouder van Tilburg. Ik stuitte op zijn handgeschreven notities over een bijzondere missie. Hier een koude opwarmer, alleen voor deze site.
Het is donker als Frans Hoogers die zondagmiddag om half vijf de voordeur van zijn woning aan de Telefoonstraat 4 in Tilburg dichttrekt. Er ligt een dik pak sneeuw. Zo’n twintig centimeter, schat hij. Het vriest stevig. De winter is uitzonderlijk streng.
Hoogers wandelt haastig naar een adres dat geen naam mag hebben, een half uur verderop. Daar woont een vertegenwoordiger van de Binnenlandse Strijdkrachten. Mogelijk dat die morgen naar Brussel moet. Hij weet dat de gezant enkele keren per week op en neer rijdt.
Zelf moet de vakbondsman zich maandag 29 januari 1945 melden bij majoor Engelberts. Die houdt kantoor aan de Avenue du Brésil in de Belgische hoofdstad. De vervoersmogelijkheden zijn echter beperkt. Het zuiden van Nederland is pas enkele maanden geleden bevrijd, Tilburg op 27 oktober.
Kort voor hij de deur uitgaat, heeft Hoogers een brief in ontvangst genomen. Die begon heel officieel. “In opdracht van Z.K.H. Prins Bernard moge ik U bij dezen verzoeken…”, zo had hij gelezen. En toen wist hij al wat er zou volgen. Want hij was tevoren gewaarschuwd dat er een verzoek zou komen, een verzoek waar je eigenlijk geen nee tegen kon zeggen.
Brussel is niet het eindstation. Hoogers zal naar Londen vliegen in gezelschap van een kleine groep gezanten uit het bevrijde zuiden, onder wie de latere premier Louis Beel en industrieel Frits Philips. Maar hun geheime missie begint met tegenslag. De vlucht wordt afgeblazen, te risicovol. Twee dagen later vertrekt de delegatie alsnog, per boot. De officier die het transport heeft geregeld, zal later met een kwinkslag getuigen over zijn lastige opdracht.
“Er mochten namelijk geen burgers de Noordzee oversteken. Op een gegeven moment besliste ik dat het hele gezelschap dan maar gemilitariseerd moest worden. Ze kregen allemaal militaire rangen en uniformen. Beel bijvoorbeeld werd sergeant en anderen werden korporaal-ziekenverpleger of gewoon soldaat. Maar spoedig kwam de Engelse militair die ik de taak had gegeven voor de uitrusting zorg te dragen en het gezelschap de simpelste militaire gebruiken bij te brengen (ze moesten leren salueren en zo) bij me en zei dat het zo niet kon. Ze zagen er te potsierlijk uit. ‘Het is afschuwelijk’, werd mij gezegd. Ik ben er toen toch in geslaagd hen als burgers te laten vertrekken.”
Na aankomst reist de delegatie met auto’s verder naar Maidenhead, zo’n vijftig kilometer ten westen van Londen. Daar ligt de residentie van koningin Wilhelmina, Stubbings House. Hoogers en de anderen zullen de vorstin gedurende enkele dagen bijpraten over de situatie in het bevrijde deel van Nederland.
Wat ze daar precies vertellen? Dat blijft lang geheim.
‘Ze zagen er te
potsierlijk uit;
afschuwelijk’
Lees hier verder in Geschiedenis Magazine, klik op de pagina om te vergroten.