In de jaren dertig van de vorige eeuw heeft de Centrale Inlichtingendienst in Nederland het druk met “een communistische agitator” uit Suriname. Wie is deze Godfried?
Door Twan van den Brand
Burgemeester Jan Bosma schrijft zijn strikt geheime bericht op woensdag 13 juli 1932. De avond tevoren heeft “een neger die de Nederlandsche taal volkomen beheerschte” de aandacht gevangen in café Scheffers. Dat gebeurt bij de oprichting van een afdeling van de Internationale Roode Hulp (IRH) in Winterswijk.
Natuurlijk speelt de politie voor luistervink. Die neger is ene Godfried uit Suriname. “Hij voerde eenigen tijd het woord over den justitieelen moord te Scottsboro en over de vervolging van zwarten in Amerika”, zo bericht Bosma aan de vreemdelingendienst in Den Haag.
Godfried heeft vaker georeerd over Scottsboro, waar “negen kinderen op den electrische stoel vermoord worden, omdat zij arbeiderskinderen zijn” en omdat ze zich “vergrepen zouden hebben aan twee blanke meisjes. ’t Is begrijpelijk voor iedereen, dat dit een gezocht motief is”. Dat is het inderdaad. Een van de jonge vrouwen laat na verloop van tijd weten, dat zij en haar vriendin de aanranding hebben verzonnen. Een deel van de negen jongens blijft niettemin lange jaren vastzitten.
Inlichtingendienst
Wie is die welbespraakte gast die opvalt aan de toog bij Scheffers, tussen een dertigtal bleke gezichten? Dat willen Bosma’s agenten ook weten. Dus bellen ze met de Centrale Inlichtingendienst (CI), een verre voorloper van de AIVD. Die weet te vertellen dat Godfried eerder op tal van plaatsen in het land als spreker is opgedoken.
Maar in zijn antwoord dat twee weken later volgt, moet de dienst erkennen dat “wij deze persoon nog niet hebben kunnen identificeren”. Niet met zekerheid tenminste. Want: “Het is niet onmogelijk, dat Godfried een schuilnaam is van den Surinamer Cornelis Gerhard Anton de Kom, die veelvuldig op allerlei protestvergaderingen het woord voert onder de naam Adekom of Adek.”
De bijgevoegde foto brengt geen definitief uitsluitsel. Een van de agenten die de bijeenkomst in café Scheffers heeft bezocht meent de spreker inderdaad te herkennen, zijn dienstmakker durft “niet met absolute zekerheid te zeggen dat de Kom en Godfried dezelfde persoon is”.
Fel agitator
Het gaat wel degelijk om Anton de Kom. De twijfel over zijn identiteit zal niet lang duren. Een jaar na het optreden in Winterswijk heet hij in een bericht van dezelfde Centrale Inlichtingendienst al “den bekenden communist C.G.A. de Kom”. Het gaat dan over het boek waaraan hij werkt. “Wij slaven van Suriname” verschijnt met vertraging, begin 1934. Ook daarbij speelt de dienst een rol. De agenten houden de auteur en activist jarenlang scherp in de gaten, zo blijkt uit hun rapportages.
Op 20 december 1932 scheept De Kom zich in op de Van Rensselaer, een stomer die hem met zijn gezin naar het geliefde Suriname brengt, waaruit hij in 1920 was vertrokken. Hij wil zijn ernstig zieke moeder bezoeken.
Zijn vertrek wordt uiteraard opgemerkt. De dag erna gaat er een bericht naar minister van Koloniën Simon de Graaff. “Deze De Kom staat hier te lande bekend als een gevaarlijk communist en fel revolutionair agitator”, schrijft de C.I. De dienst geeft “Uwer Excellentie beleefd in overweging telegrafisch den wd. Gouverneur van Suriname in te lichten”.
De Messias
Als De Kom 4 januari in Paramaribo arriveert, is zijn moeder Judith overleden. Op de kade wacht vader Adolf te midden van een mensenmassa die te zijner ere is uitgelopen. “In mijn hart wordt het fluitende wijsje van de droefheid overstelpt door het gejubel der begroeting”, zo zal hij later zelf de aankomst beschrijven.
Tot de menigte bij de steiger van de Waterkant behoort ook “een tamelijk sterke politiemacht met geladen revolvers”, bericht de Surinaamse krant De Banier. De agenten zijn uitgerukt “na sensatieberichten van bevriende zijde”, de waarschuwingen uit Nederland. Het nieuwsblad draagt zelf bij aan het spektakel met de kop: “De Messias van het Surinaamse proletariaat”.
Gouverneur Bram Rutgers geeft de arrivé de weken daarop geen enkele speelruimte. Elk openbaar optreden wordt verhinderd. Op 1 februari wordt De Kom in Fort Zeelandia opgesloten. Volgens een ambtelijk bericht van Rutgers aan CI en departement te Den Haag heeft de arrestant een “aanslag ondernomen met het oogmerk om den wettigen regeeringsvorm van Suriname te vernietigen”.
Doden en gewonden
De Koms arrestatie leidt in Suriname tot protesten. Dagblad De West slaat een bezorgde toon aan. “Er heersche bijwijlen zelfs een paniekstemming. Tal van winkels sloten deuren en vensters. Sommigen spijkerden planken voor de ramen. Verschrikte ouders lieten in allerijl hun kinderen van school halen. De marktvrouwen borgen in haast hun waren op. De wildste geruchten deden de ronde.”
Op 7 februari neemt de politie op het Gouvernementsplein de menigte onder vuur. Er vallen twee doden en enkele tientallen gewonden. Deze dag wordt in de kalender bijgeschreven als “zwarte dinsdag”.
De Kom blijft achter slot en grendel tot hij twee maanden later, op 10 mei, plots op de boot naar Nederland wordt gezet. Zijn gezin vaart mee terug met de bekende Van Rensselaer. Als het schip ruim twee weken later aanmeert bij de Sumatrakade in Amsterdam volgt een ontvangst door duizenden.
De ster van de neger die de Nederlandsche taal volkomen beheerschte, van Godfried, is hoog gerezen. Voor de Centrale Inlichtingdienst des te meer reden hem nauwgezet in het vizier te houden.
Tweede Kamer
Begin februari 1934 verschijnt “Wij slaven van Suriname”. Aan de publicatie gaat trammelant vooraf. Uitgever Gilles Pieter de Neve wil vooral de aanklacht tegen de koloniale uitbuiting overeind houden en is minder gecharmeerd van de communistische frases die in het originele manuscript zijn verwerkt. Uiteindelijk vinden hij en De Kom elkaar, tot teleurstelling van sommige radicale strijdmakkers van de auteur die een scherpere toon voorstaan.
De Centrale Inlichtingendienst blijkt vooraf uiterst nieuwsgierig en brengt enkele bezoeken aan uitgeverij Contact. Volgens de betrokken agent wordt hem een van die keren een drukproef ter lezing aangeboden. “Den Heer de Neve is toen medegedeeld, dat in Nederland geen censuur bestaat ten aanzien van openbaring van gedachten en gevoelens door middel van drukpers, doch, dat hij later verantwoordelijk was, indien de inhoud strafbaar zou blijken te zijn”.
Nadat het boek is verschenen, constateert de CI dat er geen “passages van strafbaren aard” in staan. Wel stukken die “bij lezing ergernis opwekken”. Zoals: “Toen sneed de blanke gentleman met een scheermes Pierro’s tong af en gelastte hem die in te slikken”. Of: “Maar nu vielen die weerloze Surinaamsche vrouwen in handen van zgn. beschaafde Hollanders die hen vermoordden”.
Uitgever De Neve geeft een subtiele wenk. In de eerste druk staat: “In verband met de opmerkzaamheid, van zekere zijde voor dit boek betoond, achtten de uitgevers het noodzakelijk ten einde de ongestoorde verspreiding van het werk te verzekeren, om, na overleg met den schrijver, enkele wijzigingen in den tekst aan te brengen, waardoor echter de waarde van het boek niet werd aangetast.”
Vernederend stempelen
De Kom zelf heeft zijn boek de maanden daarvoor bij diverse gelegenheden onder de aandacht gebracht. De aankoop à 1,50 gulden kan ook in maandtermijnen worden voldaan, zegt hij tijdens redevoeringen in tal van plaatsen.
Het wordt geen bestseller. Maar de schrijver kan elk dubbeltje goed gebruiken. Was hij voor vertrek naar Suriname vertegenwoordiger in koffie en thee, na terugkeer lukt het hem niet om werk te vinden. Nederland, de hele wereld, is verder in een diepe crisis vervallen. Bovendien kleeft aan hem het imago van communistische lastpost.
Hij blijft meewerken aan verschillende linkse uitgaves, schrijft boeken die ongepubliceerd blijven, geeft zo nu en dan nog een lezing. In 1935 heeft De Kom een filmscenario klaar over Tjiboe, een Surinaamse jongen die naar Nederland trekt en een gezin sticht met een blank meisje, maar uiteindelijk alleen naar zijn betoverende geboortegrond terugkeert. Dat alles tegen een decor van sociale misstanden en discriminatie. Het komt niet tot een filmproductie.
Het schrijven, zijn lust en zijn leven, behoedt hem niet voor de armoe. De werkloosheid maakt hem soms wanhopig. Stempelen voelt als een vernedering. Kort voor de oorlog raakt hij overspannen en verblijft hij drie maanden in een kliniek in Loosduinen, tot maart 1940. Even later breekt de oorlog uit.
Voorheen vooraanstaand
De Centrale Inlichtingendienst heeft dan al lang geen oog meer voor hem, hoewel De Kom nog voortdurend denkt “een gleufhoed” achter zich te zien.
Op de lange lijst van “links-extremistische personen” die de dienst in 1939 samenstelt, komt zijn naam nog wel voor. Achter C.G.A. de Kom staat: “schuilnamen ADEK of ADEKOM; was voorheen een vooraanst. communist; leidde in 1933 een opstand in West-Indië; na 1934 werd weinig meer van hem vernomen”.
Het verzet en de dood
Nadat de Duitsers in mei 1940 binnenvallen, wordt “Wij slaven van Suriname” al snel verboden. De Kom neemt de pen weer op. Hij werkt onder meer voor de illegale communistische uitgave De Vonk en is volgens onbevestigde berichten ook koerier voor het verzet. Daar komt een einde aan als Duitse soldaten hem op 7 augustus 1944 op straat oppakken.
De Kom wordt vanuit de gevangenis in Scheveningen (het Oranjehotel) afgevoerd naar het SS-concentratiekamp in Vught. Daar zit hij in de beruchte bunkercellen. Op en na Dolle Dinsdag (5 september) volgt transport naar Oranienburg en later concentratiekamp Neuengamme. In een van Neuengammens buitenkampen overlijdt hij op 24 april 1945 aan tuberculose. Hij is dan 47 jaar.
Pas in 1960 worden De Koms resten teruggevonden en bijgezet op de erebegraafplaats in Loenen.
Links, maar geen lid
Anton de Kom (1898 – 1945) is nooit lid geweest van de Communistische Partij Holland (CPH) of later de CPN met de N van Nederland. Hij behoorde wel tot het schrijverscollectief Links Richten.
De partijen en andere organisaties maakten goede sier met hun zwarte strijdmakker. Anderzijds gebruikte De Kom hen als platform om zijn boodschap te verkondigen. Die was antikoloniaal, gericht tegen racisme, fascisme, ongelijkheid en uitbuiting, vóór de vereniging van de arbeidersklasse, wit én zwart. Hij bepleitte, net als de CPH, de onafhankelijkheid van Suriname. In “Wij slaven van Suriname” beschreef hij de koloniale samenleving als eerste met de pen van de onderdrukte.
De Kom bezocht de mulo en haalde zijn boekhouders diploma. Hij kwam in 1920 naar Nederland en trouwde zes jaar later met de witte Nel Borsboom, met wie hij drie zonen en een dochter kreeg.
Zoals de Canon van Nederland met het nieuwe luik “Anton de Kom, strijd tegen racisme en kolonialisme” stelt: “Zijn boeken en zijn gedachtegoed zijn zowel in Nederland als Suriname nog steeds een inspiratiebron”.