Hij mist een been.
Zijn linker.
Maar hij staat stevig.
Geheel in het geel.
Petje incluis.
Visserman te Cadiz, de stad waar ik deze week verblijf.
Ik passeer hem op weg naar het einde van de wereld.
Hij staat bij het vervallen fort San Sebastian.
Een halve liter Cruzcampo aan die ene voet.
Een paar stokbroden.
En aas voor zes weken, zo lijkt het.
Zijn handicap is hem niet tot last.
Bukken ging makkelijk, de hengel werpen eveneens.
Zijn gele trui is nat.
De golven spatten hoog op tegen de dam waarop hij staat.
Die vormt de enige toegang tot het fort.
Naar dat einde van de wereld.
Want na een klein kwartier lopen over de dam sta je daar.
Je kijkt een oneindige leegte in.
Water, water, nog veel meer water.
De oceaan gaat langzaam op in de lucht.
Het grote niets.
De gele trui blijft in mijn hoofd.
Ik hoor De Kneet.
Gerrie Knetemann, wielrenner en wijlen.
Acht gele truien in de Tour gewonnen.
Zijn uitspraak ‘verstand op nul en blik op oneindig’ borrelt op.
Het gebeurt op deze plek in Cadiz als vanzelf.
Althans die blik op oneindig.
De gedachten daarentegen vechten om voorrang.
Hier dreigt een filosofische bui.
Nog even dat verstand op nul en de blik op oneindig.
De originele versie is, zover bekend, van Hylke Speerstra.
Hij, schaatser, journalist en schrijver, zei het na de Elfstedentocht van 1963.
De Kneet, toch ook een taalverrijker, sprak hem gewoon na.
En aan het einde van de wereld borrelt het weer even op.
Bij een temperatuur van 28 graden.
Dankzij een visser op één been.
Als ik over de dam terugloop, staat hij er nog steeds.
De berg stokbroden niet geslonken.
De fles bier wel leeg.
En naast die fles spartelt een vangst van zilver.
Aan de haak geslagen, blik op oneindig, het einde van de wereld.