Het was een bijzondere ontmoeting.
Voor mij.
Ik had nog nooit van Marinus Vooren gehoord.
Wijlen Marinus Vooren.
Kolonel Vooren, zo bleek.
Wikipedia geeft volop informatie over hem.
Drager van de Militaire Willemsorde.
Ik dacht een boek te kopen.
Op Marktplaats.
Over ‘Vier maanden volksverhuizing’.
Zo heette het.
Het betrof een bijna vergeten stukje uit onze geschiedenis.
Eind 1957 werden tienduizend Nederlanders Indonesië uit gebonjourd.
De gemoederen over het laatste stukje Nederland in de Oost waren hoog opgelopen.
De, ahum, kwestie Nieuw Guinea.
5 december ’57 leefde voort als de Zwarte Sinterklaas.
Die dag eigende Soekarno’s leger zich veel Nederlandse bedrijven en banken toe.
Nationaliseren heet zoiets.
Zwarte Sinterklaas.
En wij maar discussiëren over de kleur van Pieterman.
Maar goed, het boek bleek geen boek.
Het was meer een bundeling van vijftig gestencilde vellen.
Over de werkzaamheden van het consulaat-generaal der Nederlanden in Singapore.
Want in de huidige stadstaat, toen voorzichtig bezig om de Britten te lozen, werden vele evacuees opgevangen.
Tsja, het zijn niet alleen Syriërs die wel eens moeten uitwijken.
Datum op de voorzijde van het document: 30 april 1958.
Ik bezag de wereld toen nog vanuit de luier.
Helemaal achterin een rouwadvertentie.
Inderdaad van Marinus Vooren.
Uit de Telegraaf van 4 juli 1980.
Hij liet ons achter, 91 jaar oud.
Een korte zoektocht op internet leerde mij wie Marinus was.
Geboren uit Nederlandse ouders in Indië, overleden in Doorwerth.
In de Oost opgeklommen in militaire rang.
Knokte tegen de Jap op Celebes.
Gedurende de oorlog eerste onder de gevangenen in kamp Makassar.
Na de oorlog afgezwaaid, onderscheiden met de Willemsorde.
Later prominent van het Rode Kruis.
Onder meer in de Koreaanse krijg.
Maar, zo meldt Wikipedia ook: Vooren reisde in december 1957 af naar Singapore.
Om voor het Rode Kruis de mensenmassa in kaart te brengen die Indonesië moest verlaten.
Even leek het echt rampzalig.
“In de beginperiode van de evacuatie werden de havens van Java door de Singaporese regering besmet verklaard”, staat in de map met stencils.
Singapore meende dat aldaar pokken en pest waren uitgebroken.
Vandaar dat de eerste Nederlanders in quarantaine moesten, in kampen.
Dat was alleen in het begin.
In vier maanden, tot aan april 1958, telde Marinus bijna tienduizend evacuees.
Uiteindelijk zou het gaan om zo’n 50.000 Nederlanders en Indische Nederlanders die weg moesten of wilden.
Voor die eersten betaalde Den Haag aan Singapore.
Voor de laatsten was het land van de wederopbouw niet al te gastvrij.
Visa werden maar mondjesmaat verstrekt.
Waardoor er zich drama’s met verstekelingen aan boord van de schepen afspeelden.
Daarover overigens niks in het bundeltje.
Geen boek.
Wel een rijke aankoop.
Vergeten geschiedenis.
Veel meer woorden waard.
Wie weet.
Hier tref je meer over Marinus Vooren.