Het broodje van Kootje kende ik al.
Broodje bal en broodje haring ook.
En ooit was ik in het vrome vissersdorp Spakenburg, waar Otto von Habsburg, zoon van de laatste Oostenrijkse keizer, in een broodje hapte dat naar hem was vernoemd.
Als journalist ken ik natuurlijk ook het broodje Aap.
Van horen zeggen, dat snapt u.
Vorige week maakte ik kennis met een voor mij vers kadetje.
In de Utrechtse Kromhoutkazerne was de presentatie van ‘De troepenmacht in Suriname’.
Een boek over onze jongens die tot in 1975 hun dienstplicht in de West hebben vervuld.
Waarom die TRIS daar patrouille liep?
Omdat Suriname tot 25 november van dat jaar onze kolonie was.
Waartegen die verdedigd moest worden?
Dat wist eigenlijk geen mens, hoewel niet ontkend kan worden dat er een eeuwenoud grensgeschil lag met de buurlui in (Brits) Guyana.
Het was voornamelijk boe-roepen over de rivier, maar eind jaren ’60 werd er toch even geschoten tijdens Operatie Climax.
Veteraan Ruud Egberts, naast wie ik in de kazerne kwam te zitten, wist nog dat de inlichtingendienst er toen ook even serieus werk van had gemaakt.
Maar, de spanning zat ‘m meer in de jungle.
En bovenal in het gekruide voedsel, dat voor wapengekletter in de darmen zorgde.
Nee, dat broodje had daar niks mee van doen.
In de jaren ’70 werden de regels ook voor de dienstplichtigen in Suriname wat soepeler.
De haren onder de baret groeiden, de vrije uren werden, ja nog vrijer.
De visite aan de lokale lichtekooien, zo meldt het boek, “was onverminderd hoog – de verplichting binnen twee uur ‘een broodje’ te halen voorkwam niet dat het aantal met een geslachtsziekte besmette Nederlandse militairen steeg”.
Dat broodje haalde je in Paramaribo niet bij bakkerij Hollandia, maar bij de legerarts.
Afijn ik hoef voor u het hoe, wat en waarom niet te spellen.
Over die lange haren was trouwens ook nog enig gejerimieer.
De bevelvoerend kolonel Lammerée vreesde ‘een verhoogd risico op baard- en haarschurft’.
Militaire vakbond VVDM bracht hier tegenin dat Che Guevara daar in Bolivia toch weinig last van leek te hebben gehad.
Het zijn details in het overigens serieuze boek van onderzoekster Ellen Klinkers, die het beeld van toen verscherpen.
Mooie tijd, zei oud-sergeant Egberts, ik heb daar genoten.
En nee, ik heb het er met hem niet over gehad.
Dat broodje werd pas thuis opgediend, op pagina 120.
Klik hier voor meer curiosa over onze jongens, de site van dienstplichtdocumenten
Hieronder een impressie van de troepen indertijd in Suriname.