Op vrijdag de dertiende loopt ze in haar eentje door Boedapest, hoofdstad achter het IJzeren Gordijn. Het is september 1968. De herfst verschuilt zich nog. In haar veelkleurige, met een bontkraag versierde, lange Afghaanse jas, de mode van thuis, valt Marion Blom op. Ze voelt de blikken van de Hongaren in het grauwe grijs.
De 24-jarige Blom, geboren in Santpoort, woont al jaren in hippiebroedplaats Amsterdam. Van daaruit is ze enkele dagen eerder in een huurauto vertrokken. En nu zoekt ze, met een ingefluisterde opdracht, haar weg in den vreemde.
Bij aankomst in Boedapest heeft ze volgens de instructies haar paspoort ingeleverd bij een contactpersoon. Daarmee zal een jonge – reeds wachtende – Oost-Duitse vrouw binnen vierentwintig uur de grens over glippen, naar het vrije westen. Het vervalsen van een pas is een fluitje van een cent, mits je over handigheid en ervaring beschikt. Andere pasfoto, stempel secuur herstellen. De vrouwen op de foto’s zullen elkaar nooit ontmoeten.
Vanaf midden jaren zestig is de smokkel van DDR-burgers het werk van West-Duitse grootverdieners. Zij schakelen Nederlandse koeriers in, die met regelmaat in een Oost-Europese cel achterblijven.
Lees hieronder hoe een en ander in zijn werk ging. Mijn verhaal stond eerder in Historisch Nieuwsblad (februari/maart 2025).
Klik op de pagina’s voor een leesbare versie.