Dit is het verhaal van de Bambino een automobiel die records in Zandvoort vestigde, aandacht trok op de RAI van 1957, maar al snel op het kerkhof belandde. Op enkele exemplaren na. Nee, de Bambino kwam niet uit Italie, maar uit Nederland, was Made in Veghel.
Door Twan van den Brand
maart 1996/aanvulling mei 2019 (zie einde)
De fabrieksarbeiders keken geamuseerd toe. Terwijl zij hun boterhamtrommel leegden, wilde de jongeheer Albronda de blits maken. Hij trapte het gaspedaal van zijn witte Mercedes ver in. De motor loeide, de banden piepten en de auto raakte in de slip.
Mooi, moet Sybrand Jan Albronda – Sieb voor slechts sommigen – hebben gedacht. Als een ervaren coureur corrigeerde hij. Dankzij zijn stuurmanskunst werd de Mercedes weer een gehoorzame vierwieler.
De mannen in de overalls, die even pauzeerden buiten de Alweco-fabriek in Veghel, glimlachten. Albronda jr. was een jongen met bravoure, vooraan in de twintig. Een dandy, een rijkeluiszoon, maar ze vonden hem ook een aardige gast. Hij wilde weleens sigaretten uitdelen.
De mannen sloten hun broodtrommel. Die Sieb. De zoon van de directeur reed in een heuse Mercedes sport. Ze rukten hun ogen los van de rijkdom, die lui in de overalls, en stapten weer de fabriek in. Het werk wachtte. Ze sleutelden verder aan ‘hun’ karretje dat – na de Spijker – de eerste Nederlandse personenauto moest worden: de Bambino.
Maar ondanks elf nationale records op het circuit van Zandvoort (een ronde met vliegende start in 70,2 kilometer per uur op 29 april 1955) en een opvallende presentatie van de sportuitvoering op de RAI van 1957 belandde de auto bij het schroot. Slechts een enkel exemplaar haalde de weg. De Bambino, Made in Veghel, maar ondertussen bijkans vergeten.
De fabriek staat er nog steeds, aan de Zuid-Willemsvaart en langs de weg Den Bosch-Helmond. Enkele hallen met halfronde daken, daarop een soort kroon. Ze zijn vandaag de dag bezit van het CeHaVe-concern.
Henk Albronda, vader van waaghals Sieb, betrok de fabriek in ’48. Het constructiebedrijf Alweco behoorde tot zijn imperium. Albronda sr. bezat een reeks van bedrijven, verspreid over het land, van Den Haag tot Veghel, van Sliedrecht tot Emmen. Hij deed in van alles en nog wat, variërend van stofzuigers tot transportbanden. “Een harde, keiharde zakenman”, zeggen zijn oud-werknemers.
Begin jaren ’50 verwierf Albronda met zijn Rotterdamse handelsmaatschappij Hostaco de verkooprechten voor de Fulda S1, een Duitse automobiel op drie wielen. De dwergauto (ook wel autoscooter) zou in Veghel worden geassembleerd en in Nederland onder de naam Bambino 200 de weg op worden gestuurd. Maar veel kwam daar niet van terecht omdat de Fulda-fabrieken al snel failliet gingen. Albronda evenwel wilde doorzetten en ontwikkelde een eigen Bambino, de sportuitvoering. Ook bij deze auto ging het aanvankelijk om een driewieler. Maar de zakenman speelde vlot in op de wens van het grote publiek en voorzag de Bambino sport van een tweede achterwiel.
Wist Hostaco van de Bambino 200 nog enkele honderden geïmporteerde exemplaren aan de man te brengen, de sportuitvoering zou nooit op de weg verschijnen. Wel op de RAI.
Minister van Verkeer en Waterstaat Algera boog zich op de 28e februari 1957 vol interesse over de Bambino sport, een van de pronkstukken van de 38e RAI-tentoonstelling van bromfietsen, scooters en motoren. Onder het toeziend oog van Albronda sr. en Hostaco’s verkoopleider Van Ammerongen bekeek en betastte de bewindsman met zichtbaar genoegen de auto van eigen bodem.
In het kielzog van Algera trok de Bambino sport massale belangstelling. Dat maakte de Veghelse Courant duidelijk. “Wij hebben urenlang rondgewandeld maar moesten zonder sjovenistisch te zijn vaststellen dat Veghel met zijn nieuwe product de RAI beheerste”, aldus de krant in de taal des tijds. En: “Wij zijn van Amsterdam naar Veghel gereden met een voldaan gevoel, dat Veghel met zijn technisch kunnen op de goede weg is, waarbij zeker veel te danken is aan onze bloeiende ambachtsschool, die door onze burgemeester steeds zo warm wordt aanbevolen.”
Ook de Maasbode was lyrisch. “Een verrassend wagentje, dit melkblanke van het sterke fiberglas (een glasvezel met kunsthars) gemaakte sportkarretje, dat associaties opwekt met de meest dure en luxueuze Amerikaanse sportwagens.”
Op de RAI was ook Tjeu van den Tillaart aanwezig, als een van Alweco’s handigste werknemers nauw betrokken bij de vervaardiging van de auto. “Er bestond een enorme belangstelling voor de Bambino. De orders vlogen de deur uit. Vooral vrouwen wilden hem graag hebben. Maar we konden onze beloftes om te leveren gewoon niet nakomen.” Dat was een van de redenen waarom het fout liep. “Spijtig, heel spijtig”, aldus de 76-jarige Van den Tillaart, die nog in Veghel woont.
Albronda hield in zijn topjaren bijna 200 mensen aan het werk bij Alweco. Slechts een klein deel daarvan was betrokken bij de assemblage van de Bambino 200 of de ontwikkeling van de Bambino sport.
In de mengerij, waar met hars en glaswol een polyester carrosserie werd gemaakt, werkte een paar man. Ze stonden in een afgesloten ruimte, vanwege de schadelijke stoffen die vrijkwamen. “We moesten elke dag een liter melk drinken als een soort tegengif. Daar werd nauwkeurig op toegezien”, vertelt Boxtelaar Gerard van den Brand (53), die een paar weken doorbeet in de mengerij. “Het was een grandioos stinkend boeltje. Ik kreeg uitslag; vlekken en bultjes. Verschillende mensen hielden het maar even uit en gingen daarna weer naar een ander deel van de fabriek.”
“Inderdaad, sommige mensen konden er niet tegen”, beaamt Adriaan Bimbergen, 73 nu en toen voorwerker fijnbankwerkerij. “Als de deur van de mengerij openging, ontsnapte de stank ook naar de rest van de fabriek.”
Udenaar Bimbergen rekent af met de mythe (die bij sommige werknemers nog leeft) dat de Bambino in stilte, in een atmosfeer van geheimzinnigheid is ontwikkeld, onder meer omdat de concurrentie op de loer zou liggen. Ten dele tenminste. “Slechts een van de constructeurs, de tweede van de drie die we gekend hebben, wilde inderdaad in het geheim werken. Hij bouwde een onderstel met motor en liet dat onder een groot zeildoek wegbrengen. In Vlaardingen zou daar de carrosserie op gebouwd worden. Ik herinner me nog, dat hij naderhand opmerkte: ‘Het geheim is nu weg’. Wat er uiteindelijk van geworden is, weet ik niet.”
De Bambino Sport, de cabriolet met een polyester carrosserie en een 1 cilinder JLO-motor (200cc), lijkt van de aardbodem verdwenen. Het spoor loopt dood bij een veiling in Emmen, medio april 1961 waar een deel van de boedel van de NV Alweco onder de hamer is gegaan.
“De spanning liep vrijdagmiddag op toen de makelaars S.I. Troostwijk en Arnold Troostwijk bij catalogusnummer 4823 kwamen: een Bambino vierwielige sportauto. Na een inzet van 500 gulden liep het bod voor deze wagen op tot 1150 gulden”, berichtte de Volkskrant op 17 april. De koper van de auto, die op de markt gebracht zou worden voor een kleine 3500 gulden, wilde anoniem blijven.
Van de Bambino’s 200 die door Hostaco in Nederland zijn verkocht, heeft slechts een handvol exemplaren de tand des tijds doorstaan. In het Autotron in Rosmalen staat een fraai exemplaar. Door het land verspreid zijn er ook nog enkele in particulier bezit. De ledenlijst van de Nederlandse Dwergautoclub (DWAC) telt slechts een paar Bambino-bezitters.
Het driewielige karretje, vanwege zijn vorm ook wel ‘het rijdend ei’ genoemd, had een houten chassis, een lichtmetalen carrosserie en een 1 cilinder JLO-motor (200cc). De verkoopprijs lag indertijd onder de 3000 gulden. “Met een enkele handgreep kan de zitbank worden veranderd in een comfortabele slaapbank voor twee volwassenen”, prees motorhandel A.J. Duimelaar uit Breda in de jaren ’50 in een advertentie een bijzonderheid van de Bambino 200 aan.
Voor Alweco was het sprookje van de Bambino voorbij in ’58. Autobezit was nog wel een luxe (90 procent van de personenwagens stond in die dagen op naam van een bedrijf), maar de markt bleek sterk in beweging. De driewieler werd langzaam maar zeker als minderwaardig beschouwd, de prijs lag te dicht bij die van de ‘echte’ buitenlandse auto’s als Fiat en Volkswagen en de markt van tweedehands modellen groeide.
Alweco was te laat met zijn vierwieler om de kansen te laten keren. Het bedrijf kon bovendien zijn beloftes niet nakomen. En, ook dat nog, de 1 cilinder JLO-motor (die een garantie had moeten zijn voor een topsnelheid van 90 km/per uur) bleek veel, maar dan ook veel te matige prestaties te leveren. “In werkelijkheid was de Bambino sport zoals deze op de RAI stond een technische mislukking. De plastic carrosserie voldeed niet aan de te stellen eisen. De 200 cc JLO motor bleek eenvoudig niet in staat om het wagentje in de derde versnelling (de hoogste-red.) de minimaal gewenste snelheid te geven”, kwam de Veghelse Courant in 1961 terug op de ‘sjovinistische’ verhalen van enkele jaren eerder.
Tjeu van den Tillaart was toen reeds vertrokken bij Alweco. In zijn vrije uurtjes had hij in de fabriek onderdelen bij elkaar gezocht en een scooter in elkaar geknutseld. Met toestemming van Albronda. Op die tweewieler tufte hij naar Eindhoven voor een succesvolle sollicitatie bij Philips. “Je verlaat het zinkende schip, zei de jonge Albronda tegen mij. Hij had gelijk”, aldus Van den Tillaart.
Adriaan Bimbergen behoorde tot het kwartet dat de fabriekspoorten in ’58 sloot. “Er was geen werk meer. Het was op, over en uit. Jammer, heel jammer. Anders zou ik kunnen vertellen dat ik aan de eerste Nederlandse auto had gewerkt. We hebben er voor gezweet, maar het is niet gelukt.” Ook Bimbergen vertrok naar Philips. Gerard van den Brand was al weg, op zoek naar ander werk.
En, hoe navrant, DAF begon in ’58 wel met de serieproductie van zijn eerste variomatics.
*******
De man die het sprookje leven inblies, verblijft vandaag de dag in een verpleegtehuis in Zwijndrecht. Sinds een auto-ongeluk twaalf jaar geleden is Henk Albronda aan een rolstoel gekluisterd. Hij manoeuvreert daar handig mee door de gangen van het tehuis Swinhove.
“Nee”, zegt Albronda sr, “ik heb nooit in de Bambino gereden. Een Mercedes leek me prettiger.” De keiharde zakenman van toen is een vriendelijk oudje geworden. Hij is bijna 88 nu en zijn geheugen wil hem nogal eens in de steek laten. Maar: “Beginnen met de productie van een auto lag in die tijd gewoon in de lijn van de verwachtingen. Het is mislukt omdat we de auto geen vaart konden geven.”
Zoon Sybrand ziet hij nooit meer. Sieb de waaghals, Sieb die hoogstpersoonlijk in de Bambino kroop om records te rijden op het circuit van Zandvoort en die met Tjeu van den Tillaart het karretje uitprobeerde in het Veghelse, vol gas natuurlijk.
Hij verpatste pa’s fortuin, botste ook met allerlei instanties. “Hij heeft de boel een beetje opgelicht”, aldus Albronda sr. Sybrand Jan Albronda lijkt net als de Bambino sport spoorloos en afgeschreven.
Aanvulling in mei 2019:
Sieb Albronda is in 1998, twee jaar nadat dit verhaal in de krant stond,
overleden aan een hartaanval. Hij woonde toen in het zuiden des lands.
Echt spoorloos is Sieb nooit geweest. Vanwege verhuizingen verdween
hij voor deze of gene hooguit van de radar.
Zijn dochter berichtte dat, nadat er vorige maand hernieuwde aandacht was
voor de geschiedenis van de Bambino. Sieb bleef een deugniet, hij was zelfs
meer dan dat.
Maar, accentueerde ze in haar mail aan mij: elke geschiedenis heeft meerdere
kanten. Hij belazerde de boel, maar deelde tot het einde toe ook rijkelijk uit.
Lees hier meer over Siebs Bambino.