Het eeuwenoude Schokland – 150 tot 500 meter breed, bijna vijf kilometer lang, bestaande uit de kernen Emmeloord en Ens – wordt in 1859 op last van de regering ontruimd. De eilandbewoners die vooral van de visserij proberen te leven, moeten hun hele boeltje (op)pakken – letterlijk. Hun huizen, huisjes meer, want zo groot zijn ze niet, worden verscheept. Dat zal een eventuele terugkeer bemoeilijken.
De Schokkers hebben het water lief, maar erkennen dat het moeilijk overleven is op een stuk grond dat keer op keer verzuipt. Bovendien liegt de aangeboden vertrekpremie er niet om. Het moet de pijn van het ongekend verregaande overheidsingrijpen verzachten. Neem Albert Diender. Hij pakt zijn huisje van 36 vierkante meter op en krijgt van regeringswege liefst twee jaarsalarissen mee, 975,25 gulden.
Het is een glinstering in de zee van armoede. Enkele jaren tevoren is Schokland door de dienst Domeinen nog aangewezen als “waarschijnlijk de armste gemeente van Nederland”. De regering ziet het vooral als een bodemloze put, waar ze een laatste keer geld in werpt.
Zo begint mijn interview met Eva Vriend, die in haar nieuwe boek de geschiedenis van Schokland beschrijft. Dat doet ze aan de hand van Anna Diender (1910-1988), door buren en familie “lange Anna” genoemd. Anna was naar schatting 1.85 meter.
Het hele interview is te lezen in het nieuwe nummer van Historisch Nieuwsblad (april 2024).
Meer informatie tref je aan bij Historisch Nieuwsblad en op de website van Eva Vriend.